Mijn muziekverleden

Zo is het gekomen, dat accordeonleven van mij…

Onderstaand verhaal over mijn accordeonleven heb ik in 2012 geschreven voor Intermezzo, het contactblad van het Helmondse Accordeonensemble Accordeana.

We hebben het over de jaren '50 van de vorige eeuw. De periode van de na-oorlogse ‘wederopbouw’. Ofwel, niet lullen maar poetsen. Ego-achtige psychologische bespiegelingen zijn in onze kringen nog niet uitge-vonden en materieel is het buffelen zonder zeuren. Het is zoals het is en je weet ook niet beter. Eenmaal per week ga ik met m’n vader naar het plaatselijke badhuis. En na dit spic-en-span ritueel mag ik naar de radio luisteren. Ik herinner me uit die tijd programma's als het spannende hoorspel ‘Paul Vlaanderen’. En uitzen-dingen met Weense liedjes, gezongen door Herbert Joeks. En ook en vooral zigeunermuziek, gespeeld door het Koninklijk Zigeunerorkest Tata Mirando. Dat laatste vind ik als jochie heel apart en mooi. Opmerkelijk eigenlijk dat een kind van negen jaar zó door deze muziek kon worden geraakt. En nu, in mijn pensioen-periode, werd het weer een belangrijk gegeven.

Als ik in de derde klas van de lagere school zit, ga ik steeds minder horen. Maar dat heb ik zelf niet zo in de gaten, laat staan m’n omgeving. Oostindisch doof noemen we dat. Waarom dat zo heet, weet ik niet. Maar ik had het. Ineens ook een slecht schoolrapport. Totdat m’n moeder een keer achter m’n rug vraagt of ik een ijsje wil. Ik geef geen sjoege. D’r is dus echt wat aan de hand! Het blijkt dat m’n gehoorkanalen zijn verstopt. Hartstikke doof inmiddels! Een serie bezoeken naar het Academisch Ziekenhuis te Utrecht gedurende zeker een half jaar volgt. Hoogst interessant en enerverend vind ik dat. Ik krijg een radiumkuur. Via m’n neus worden naalden ingebracht om de boel weer open te branden. Dat moet een hoogst onaangenaam gezicht geweest zijn, maar daar had ik zelf niet zo’n erg in. Achteraf weet ik: een zeer gevaarlijke en onverantwoorde ingreep om met dat radio-actieve spul behandeld te worden. Als ik – nu al weer een aantal jaren terug - dit vertel tegen een k&o-arts, geeft die terug dat dit niet meer wordt toegepast vanwege de kans op onherstelbaar vervolgletsel. Ik onderga ook allerlei interessante gehoorproeven in een geluid-geïsoleerde kelderkamer van het ziekenhuis. Hoge en lage tonen moet ik horen en weer leren onderscheiden. Allemaal erg zielig, vond men. Maar ik geniet van de uitzonderingsbehandeling en krijg op de meest wonderlijke tijden vrij van school. En, als het financieel kon lijden, na afloop naar grandcafé Rutex in de Utrechtse binnenstad waar ze ‘levende muziek’ maken. Zo’n orkestje met een zangeres erbij. Deze gehoorprobleem-episode doorsta ik blijmoedig en ze is in combinatie met het nuvolgende van belang voor de start van mijn muziekleven.

Als m’n gehoorprobleem voorbij is, krijg ik als beloning accordeonles van ene Arie van Engelen. De accordeon is weliswaar in de jaren na de oorlog een bijzonder populair instrument, maar waarom ik nou net dat instrument wil leren bespelen, weet ik eigenlijk niet meer. Ik was me er in elk geval niet van bewust dat het eigenlijk – en zeker in die tijd - gold als een instrument voor bruiloften en partijen. Een tikkie ordinair eigenlijk. Maar goed, ik rond m’n negende jaar dus op les. Op zo’n zwart huur-twaalf-bassertje. Spiegel op tafel om de bassen te kunnen zien en eindeloos herhalend instuderen van liedjes als 'Zeeman, oh zeeman', 'Faria, faria' en 'Dromenland'. Gek werden ze er thuis van. Behalve m’n moeder, die vindt het prachtig en is dan ook mijn grootste fan. Steeds als ik - altijd eigener beweging – mijn oefeningen doe, zet ze haar stoel naast me en luistert mee, zonder een woord te zeggen. Ik ben elke dag, soms wel twee uur achtereen, met m’n opgedragen stukkies en techniek-oefeningen aan de gang. Want ik wil die liedjes de eerstvolgende les goed kunnen spelen voor die aardige meneer, die later m’n grote vriend en vertrouweling wordt. En als hij dan de opdrachten voor de volgende les voorspeelt, zit ik daar met opperste verrukking naar te luisteren. Zo moet dat dus klinken en zo zal ik dat de volgende les dan ook zo goed mogelijk proberen te spelen!

Mijn Marinuccie 80- basser

Mijn Marinuccie 80- basser

De twaalfbasser wordt snel te klein. Dus er moet een grotere komen. Maar die kan niet meer gehuurd worden. Op een dag komt Arie van Engelen bij ons thuis met een Italiaanse tachtig-basser, een Marinuccie, door Arie steevast uitgesproken als ‘marinukkie’. We zitten in de voorkamer als hij ‘m uit de koffer pakt. Ik ben zeer onder de indruk en weet niet wat me overkomt. Als mij de accordeon wordt omgehangen, zegt Arie nog: “Denk er aan dat je zuinig bent op je handen”. Jarenlang heb ik het vertikt om die te wagen aan ruwe zaken. Ik heb er zachte handen aan overgehouden. Het instrument kost 500 gulden, een smak geld voor die tijd en zeker voor m’n vader; de Marinuccie zal op afbetaling zijn gekocht. En ik was me er zeer wel van bewust dat mijn ouders hiermee een groot offer brachten. Dus, studeren dat het een lieve lust was. En dat nooit gevoeld als een vervelende opgave, integendeel!

Die accordeonlessen staan aan het begin van een muzikaal gesproken gezellige, mooie en inspirerende tijd. Door de in te studeren stukken en door mijn lid-maatschap bij de Zeister Accordeon Vereniging, later omgevormd tot Accordeon Centrum Zeist (ACZ), kom ik bovendien in aan-raking met klassieke muziek. Als jonge knul leer ik zodoende deze 'serieuze' muziek al vroeg te waarderen. Zelfs zo, dat nog jaren daarna de eigentijdse popmuziek volstrekt aan mij voorbij gaat. Ik ben op een gedreven maar niet overdreven manier met m’n accordeonlessen bezig. Elke week,  aan-vankelijk geholpen door mijn vader – fiets ik met mijn accordeon in de koffer achter op de bagagedrager naar Arie van Engelen die een leskamertje heeft op de eerste verdieping van zijn duplexwoning.  

Maar daarmee is het niet gedaan met de concoursgezelligheid. Ik ga meehelpen in de organisatie daarvan. Meestal als ‘omroeper’ die moet zorgen dat de kandidaten in de juiste volgorde en op tijd op het podium zitten. Ik leer onder andere dat je niet moet zeggen dat de eerstvolgende kandidaat zich alvast ‘moet klaar maken’, maar ‘zich gereed moet houden’. En na afloop van zo’n concours is het strijk en zet een gezellige boel. Mee naar de bar in hotel Kerckenbosch, waar Ben - een broer van Arie van Engelen - barkeeper is. Of na afloop met z’n allen ergens gaan eten, of mee naar Arie thuis achter zijn muziek-winkel aan de Rozenstraat.  En steeds zijn daar ook wel een paar achtergebleven juryleden bij. Zoals Jan Polak, Frits Peelen, Rino van der Laan, Lauw Boelaard, Adriaan Oord. Happenings waarin ruimte is voor sterke verhalen van rasmuzikanten zijn altijd gezellig! En natuurlijk samen muziek maken. Wat heb ik genoten! En ook mijn moeder is altijd van de partij. Ik kan me herinneren dat ze vooral onder de indruk was van de charmes van Hubert Kicken. Een van die keren is ook Arie Willems als jurylid van de partij. Als ik hem vraag wat ie van het niveau vindt, reageert ‘meneer Willems’ redelijk onderkoeld met: “Och, ‘t  gaat wel”. Ik ben daarover helemaal confuus, want ik vond dat er geweldig gespeeld werd!

En er volgen vele leerlingenavonden en concoursen waar voor publiek moet worden opgetreden onder het kritisch oog en oor van een heuse jury. Ik heb daar veel prijzen gewonnen, later ook landelijk. Dat alles haalt regelmatig de krant, met foto’s en al! Ik ben in technisch opzicht niet zo’n geweldenaar, maar de meneren achter de jurytafel vinden wel dat ik ‘mooi en gevoelig’ kan spelen. En sjoemelen kan ik ook goed. Ik weet ingewikkelde passages vaak handig te omzeilen of te verdoezelen. En sommige juryleden wisten dat wel te waarderen. De concoursen worden aanvankelijk gehouden in het Oranjehuis te Utrecht, georganiseerd door ene Eddy Reeskamp. Later in Boschlust te Zeist door Arie van Engelen. Ik ben altijd knetter zenuwachtig als ik aan de bak moet. Op het laatst, ik ben dan een jaar of achttien, is mijn Marinucci eigenlijk veel te klein gewor-den voor de muziekstukken die ik speel en moet ik allerlei octaaf-verspringingen toepassen om er nog iets van te kunnen brouwen. Maar voor de aanschaf van een grotere accordeon was bij ons thuis geen geld.  Het is het einde van een concoursperiode als actieve deelnemer.

het B-ensemble; ik sta tweede van rechts en Arie van Engelen derde van links

het B-ensemble; ik sta tweede van rechts en Arie van Engelen derde van links

Ook als orkestlid van eerst het B-ensemble en later het A-orkest van ACZ heb ik fijne herinneringen aan die tijd. Op een gegeven moment word ik uitverkoren om in het orkest het elektronium te bespelen. Hierop kan je allerlei instrumenten nabootsen, zoals viool, cello, trompet, trombone, tuba, fagot. Het is de kunst om net ‘voor de tel’ met de balg de juiste tonen ‘aan te maken’, passend bij het gekozen instrument. Dat gaat me al snel goed af en ik vind ’t prachtig. Technisch gezien ook wel makkelijk, want je kan maar één toon tegelijk spelen. Allerlei mooie solo’s mag ik doen of lekker door het orkest heen knallen met een of ander ‘blaas-instrument’.  

Speciale vermelding geldt de uitwisselingsband vanaf 1961 tussen ACZ en een goed spelend accordeon-orkest in Mannheim/Käferthal, “Rheingold” genaamd. Om die band op te starten gaat een ACZ-deputatie (waaronder ik) tijdens een weekend  naar Mannheim om nader kennis te maken. Ik ben een jaar of 19 en het is m’n eerste buitenlandse reis. Op weg daarheen kijk ik m’n ogen uit! Daar aangekomen worden we in aanwezigheid van orkestleden aan lange tafels in een groot café gastvrij onthaald op eten en drank. Als eerste wordt ons een grote Stiefel bier aangeboden, wat al gelijk dikke pret oplevert omdat ik de laars bij m’n eerste teug  verkeerd vastpak met als gevolg een enorme klots bier in m’n gezicht. Het wordt een gezellige boel. En naarmate er meer drank passeert, worden er steeds frequenter verontschuldigende uitspraken gedaan over de wederwaardigheden van Duitse burgers tijdens de Tweede Wereldoorlog. En dit zal zich steeds weer herhalen bij latere uitwisselingscontacten. Hieruit blijkt dat ons uitwisselingsinitiatief niet alleen vanuit muzikaal oogpunt bijzonder op prijs werd gesteld, maar ook in het kader van ‘Wiedergutmachung’.

Enige jaren daarna wordt ACZ opgeheven. En ik heb de twijfelachtige eer als voorzitter van die club om in bestuurlijke zin het licht daar uit doen. De animo is er een beetje van af. Maar er worden wel regelmatig terugkom-bijeenkomsten georganiseerd. Eerst nog meerdere keren per jaar, na verloop van tijd twee keer per jaar en uiteindelijk de laatste jaren nog maar één keer per jaar. Het aantal ‘reünisten’ is inmiddels helaas sterk teruggelopen. Zo gaat dat…..  

Als voorzitter van een Vriendschapsband tussen Mierlo en een Tsjechisch stadje, Dobris genaamd, breng ik in het najaar van 1993 met  een Mierlose afvaardiging een bezoek aan Dobris. Dit, om ons op de hoogte te stellen van de mogelijkheden van een effectief uitwisselingsprogramma. Er blijkt vooral behoefte te bestaan aan medische apparatuur. Vanuit Dobris wordt aangegeven dat zij  richting Mierlo vooral iets hebben te  melden op cultureel vlak. Als het jaar  daarop een afvaardiging uit Dobris Mierlo bezoekt is er in de openbare bibliotheek een expositie opgezet met werken van schilders uit Dobris en is er een heuse Tsjechische muziekband meegekomen.

Ik speel mee met een muziekband uit Dobris

Ik speel mee met een muziekband uit Dobris

In diezelfde tijd is er een "Nacht van de Zigeuners' in de Effenaar in Eindhoven. Ik ben onder de indruk als ik een kleinzoon van Tata Mirando, Nello Weisz, zie en hoor spelen. Zo muzikaal, zo zuiver en met zo’n pak-kende timing! En ik neem me voor graag iets voor de Sinti-gemeenschap te willen betekenen. Dat zoiets pas vanaf 2003 ook werkelijkheid zou worden, kon ik toen nog niet weten. 

Vijf jaren later ben ik twee dagen aanwezig bij de Coupe Mondiale die dan in Arnhem wordt gehouden. Ik overnacht in mijn caravan die ik voor deze gelegenheid op een naburige camping heb staan. Hoewel er een paar ‘knappe’ spelers te horen zijn, valt het geheel me toch wat tegen. Het is erg veel bravoure. Ook organisatorisch gaat het er nogal rommelig aan toe. Onwillekeurig denk ik terug aan de lands-kampioenschappen die indertijd door Arie van Engelen werden georganiseerd. Die waren toch veel profes-sioneler opgezet en hadden veel meer sfeer! 

En in dat zelfde jaar ga ik op 9 november een repetitie bijwonen van Accordeana in de Gaviolizaal.te Helmond. Kijken of ik in een van de orkesten zou kunnen gaan meespelen. Bij Ted Willems heb ik inmiddels een nieuwe Borsini gekocht. En door mijn nieuwe baan als hoofd Projectbureau Maatschappelijke Ontwikkelingen bij de gemeente Eindhoven heb ik het idee meer tijd te krijgen om weer serieus muziek te gaan maken. Na afloop van dit repetitie heb ik een kort gesprek met Arie Willems. Het lijkt hem verstandig eerst maar ’s een tijdje mee te gaan spelen in het B-ensemble. Ik geef aan dan graag de derde stem te spelen en ik krijg gelijk de muziek mee. En na een paar weken ben ik lid van Accordeana. Ik val met mijn neus in de boter, want  het jaar daarop in januari worden er opnames gemaakt voor een cd in de kapel van het Elkerlyckziekenhuis. Daar zijn we een hele dag zoet mee, want er gaat hier en daar wel het nodige mis. In mijn herinnering resulteerden die opnames in een cd ter gelegenheid van het 50-jarige jubileum van Accordeana. Ik vind gelijk al dat er binnen Accordeana een goede en gemoedelijke sfeer heerst en ik voel me daardoor direct op m’n gemak binnen de club. Op de eerstvolgende ledenvergadering in 1999 word ik in het bestuur gevraagd als opvolger van Henk Ceelen, die tot dan het secretariaat heeft behartigd. 

Het is ook het jaar dat mijn muzikale vader en grote vriend Arie van Engelen overlijdt. Ik speel tijdens de begrafenis op 15 november, samen met Etty, het Intermezzo uit de L’ Arlésienne Suite no.2 van Georges Bizet.

Ik maak tenslotte de tijdsprong naar 2012. Dan ontmoet ik Djangela Mirando, kleinzoon van Tata Mirando. Hij heeft mij wegwijs gemaakt in de tradionele zigeunermuziek. Die kende ik al wel door het eindeloos beluisteren van grijsgedraaide LP's van met name de orkesten Tata Mirando en (later) De Zonen van Tata Mirando, maar ik kon het nooit naar eigen tevredenheid goed 'naspelen'. Djangela heeft me met name geholpen bij het gebruik van de juiste accoorden en het op het goede moment inzetten daarvan. Een feest dat ik daar meer grip op heb gekregen. De droom van mij als jongen van negen werd hiermee werkelijkheid: het zelf mogen en kunnen spelen van deze melancholische maar ook onstuimige muziek!

Tata Mirando (zie foto rechts) met een paar van zijn muzikale zonen.

Tata Mirando (zie foto rechts) met een paar van zijn muzikale zonen.

Als je mij iets wil laten weten, dan kun je me mailen: h.v.veldhuijzen@gmail.com

Arie van Engelen en ik houden tot zijn overlijden in 1999 intensief contact met elkaar. Hij gaat ook met zijn vriendin regelmatig met ons gezin mee op zomervakantie naar Zwitserland aan het Lago Magiore. Op een keer hebben we op weg naar dat meer een tussenovernachting in een hotelletje in Luzern. Na in het café-gedeelte wat te hebben gegeten, raken we aan de praat met jongelui die daar ergens in de buurt wonen. Het gaat er van lieverlee zo geanimeerd aan toe dat Arie twee kleine accordeonnetjes uit zijn auto haalt. En samen met mij spelen we er lustig op los en wordt het een gezellige boel. Ondertussen schenkt de vriende-lijke kastelein royale glazen  goed smakende perenschnaps. Tegen middernacht draaien we er een punt aan en moet het vakantiegezelschap redelijk aangeschoten de slaapkamers opzoeken. Aangekomen op de cam-ping haalt Arie op een hete dag die accordeonnetjes weer uit de auto om wat te gaan spelen. Althans, dat was de bedoeling. Maar ze blijken ze zo lek als een zeef te zijn. Door te hitte is alle was tussen de toon-tongen weggesmolten.