Artikelen - 2

 Artikelenreeks 2

1 - Hoe mondig ben je als senior-patiënt?

2 - Ziek zijn of een ziekte hebben, dat is de vraag.

3 - Ouderenzorg, levensverlenging of kwaliteit van leven

4 - Ouderen en mantelzorg, totdat…

5 - Oudere heeft de woonvormen voor het uitkiezen

6 - Tijdig als 'vitalo' je (woon-)toekomst veilig stellen

7 - Dementie en onderzoekingen 

8 - Dementie, erken de machteloosheid 

9 - Ouder worden, hoe zien we dat?

10 - Twee schrijfsters over ouder worden

11 - Ouder worden, medisch gezien.

12. Waarom is het zo lastig om een geneesmiddel voor Alzheimer te vinden?

13. Zonder problemen gezond oud worden gaat ons (nog) niet lukken!


"Ondanks het fysieke verval is deze fase ook een heel boeiende. Echt, het valt reuze mee. Niet alle tachtigplussers zitten vereenzaamd op de bank. En er kleven ook voordelen aan, je hebt bijvoorbeeld veel minder last van de blik van de ander. Verheug je op je oude dag en als je hem bereikt, dan heb je de plicht er iets van te maken." - Hedy d' Ancona

Als je mij iets wil laten weten, dan kun je me mailen: h.v.veldhuijzen@gmail.com

1 - Hoe mondig ben je als senior-patiënt? 


Ik kan het wel makkelijk over de dood hebben, maar dat wil nog niet zeggen dat ik levensmoe ben. En ik kan best opgetogen zijn over mijn leven, maar dan moet dat wel redelijk op rolletjes lopen. En die rolletjes waren er eind 2021 even niet toen er aanleiding was om bij mij een tweetal scans uit te voeren. Maar dan in Spanje, waar ik inmiddels al weer negen jaren overwinter. En hoewel de gezondheidszorg daar best oké is, zijn de procedures voor verwijzing en informatie-uitwisseling tussen gezondheids-instanties omslachtig. En dat wordt extra ingewikkeld als een verwijzend specialist niet werkzaam is in het ziekenhuis waar de scans plaatsvinden. Je moet dan als patiënt zelf zorgdragen voor de benodigde afspraken en voor het opvragen en doorsturen van de onderzoeksgegevens tussen betrokken zorgverleners (ziekenhuis, specialist, huisarts). En als dat allemaal ook nog ‘s moet rond de kerstdagen en oud-en-nieuw, dan ben je echt in de aap gelogeerd. Afspraken kwamen moeizaam tot stand en onderzoeksresultaten waren eerst zoek en kwamen uiteindelijk pas na veel heen en weer bellen voor mij beschikbaar.

Ik vertel dit allemaal omdat door al dit ingewikkelde en langdurige gedoe en bijgevolg het uitblijven van mijn overleg met de specialist de onzekerheid toenam. En ik werd overmand door een vervelend en onveilig angstgevoel. Zal ik wat hebben? Gaat het wel goed met mij? Iets wat ik eigenlijk helemaal niet ken. Maar het overkwam mij toen dus wel. En pas na de nodige zelfreflectie kwam ik tot de ontdekking dat er bij het ouder-worden een onderscheid is te maken tussen grofweg twee mogelijkheden. Enerzijds de fase van een geleidelijke lichamelijke aftakeling en een daarop volgend levenseinde en anderzijds een laatste fase in je leven die vooral wordt ingevuld door belastende onderzoeken als gevolg van lichamelijk falen én bijbeho-rende behandeltrajecten, inclusief ziekenhuis-in en ziekenhuis-uit. Vooral deze laatste mogelijkheid heb ik me nooit zo gerealiseerd. Misschien vreemd, maar toch. In het eerste geval (aftakeling en een bijgevolg ‘natuurlijke’ dood) kan er nog sprake zijn van een redelijk comfortabele situatie. Maar bij de tweede moge-lijkheid (onderzoeken en behandelingen) ligt het toch wat ingewikkelder en onzekerder. Na elk onderzoek namelijk bezig zijn met de vraag of er wel of niet iets ernstigs aan de hand zal zijn. En zo ja, welk behan-deltraject ga ik dan in en hoe erg zal dat zijn? En welke vervelende vervolgtrajecten zijn alsdan te ver-wachten? En moet ik dat dan nog wel willen? Allemaal vragen waarop niet een-twee-drie antwoorden zijn te geven. En tussentijds dus leven met onzekerheden en met situaties waar je geen grip op hebt. Heel verve-lend. Zeker voor een control freak zoals ik! En dan ook nog ‘s nul regie hebben over al deze medische ingrepen. Want reken maar dat de medische wetenschap tegenwoordig veel in huis heeft als gevolg van het steeds weer ontdekken van nieuwe behandelmogelijkheden!

Gelukkig draaide dit hele onderzoekscircus met alles wat daaraan vastzat uit op loos alarm. Dus verdere be-handelacties waren godzijdank niet nodig. En, ik heb er wel van geleerd! Namelijk, dat het niet zo veel uitmaakt wat zich feitelijk kan voordoen in ‘het voorprogramma’ richting levenseinde. Maar dan wel op voorwaarde dat ik zelf kan kiezen uit voorgestelde onderzoeks- en behandeltrajecten die mij door artsen worden voorgesteld. En óók, dat ik al seniorpatiënt kan zeggen: ‘Doe maar niks meer’. En dan maar hopen dat de betrokken medici na de nodige uitleg van mij begrip hebben voor mijn standpunt: ‘liever korter en goed leven dan langer leven met een hoop ellende!’. Met andere woorden, ik hoef niet altijd maar mee te gaan met voorstellen van artsen over (vervolg-)onderzoeken en behandeltrajecten!

In dit verband las ik onlangs een interessant artikel naar aanleiding van een interview met arts en onderzoeker Machteld Huber. Zij doet onderzoek naar een veranderende houding binnen de gezondheidzorg richting een bredere kijk op gezondheid. Want we weten inmiddels wel veel van ziekten, maar vergeten nogal eens dat daar mensen aan vast zitten. Dat loskoppelen van lichaam en geest bestaat volgens haar al sinds Descartes tot de ontdekking kwam dat lichaam en geest van elkaar te scheiden zijn. Maar dat loskoppelen is wel wat ver doorgeschoten. Gelukkig zien we In de gezondheidzorg dat na een periode van technocratisch denken meer en meer de vraag opkomt: waarom doen we de dingen zoals we ze doen? Zo mag je als patiënt tegenwoordig vaak meedenken over de mogelijke behandeltrajecten. Althans in Nederland. Maar of dat in Spanje ook zo is? Als je ziek bent, ben je doorgaans toch overgeleverd aan de deskundigheid van de medische wereld. En dat moet volgens Huber anders. ‘We moeten de mens weer aan zichzelf teruggeven’, zegt ze. Ook is in de gezondheidszorg de focus te veel gericht op de biomedische processen in het lichaam: wat loopt er fout in ons lijf en wat is daaraan te doen? Dat is waarvoor artsen ook zijn opgeleid!  Ziekte is sterk gemedicaliseerd.


2 - Ziek zijn of een ziekte hebben, dat is de vraag

Arts en onderzoeker Machteld Huber pleit voor een bredere definitie van gezondheid en heeft het over ‘een toestand van compleet welbevinden’. Maar ook veerkracht en het voeren van regie over je eigen gezondheid horen in deze definitie thuis. Kijk, daar heb ik wat aan! Hoe mooi sluit dit aan op mijn eerdere conclusie in mijn miniatuurtje over de mondige senior-patient: “Namelijk, dat het niet zo veel uitmaakt wat zich feitelijk kan voordoen in ‘het voorprogramma’ richting levenseinde. Maar dan wel op voorwaarde dat ik zelf kan kiezen uit voorgestelde onderzoeks- en behandeltrajecten die mij door artsen worden voorgeschoteld.  En óók, dat ik als ‘senior’-patiënt kan zeggen: ‘Doe maar niks meer’. Want ‘liever korter en goed leven dan langer leven met een hoop ellende aan het eind!’ Met andere woorden, ik hoef niet altijd maar mee te gaan met voorstellen van artsen over vervolg-onderzoeken en behandeltrajecten!”

En, zo vervolgt Huber, een bredere benadering naar aanleiding van klachten of vragen is heel zinvol. De nadruk moet volgens haar komen te liggen op wat wezenlijk voor iemand is en wat iemand nog wil én kan nastreven. Met in het achterhoofd dat er een onderscheid is tussen een ziekte hebben en een ziekte zijn. Dus als ik een ziekte heb, wat is dan de boodschap? Ofwel, wat probeert mijn lijf me te vertellen en wat kan ik én wil ik daar dan nog aan veranderen of medisch aan laten doen? Een afwegingsproces waarin ik in alle vrijheid zelf naar antwoorden kan zoeken. Mijn antwoorden, dus!

Om meer grip te krijgen op hoe onze eigen gezondheidsvlag erbij staat en wappert, onderscheidt Huber zes dimensies van positieve gezondheid: lichaamsfuncties, mentaal welbevinden, dagelijks functioneren, mee-doen, kwaliteit van leven en zingeving. En bij elke dimensie hoort een aantal aspecten die je kunt bekijken en waar je iets van kan vinden (zie de spinnenweb-afbeelding hierboven). Het idee is om mensen in hun kracht aan te spreken in plaats van te focussen op ziekte. Gezondheid is bij haar: een betekenisvol leven kunnen leiden. De insteek is dus niet dat je jezelf een onvoldoende geeft en dat je daar dan aan moet gaan werken, maar dat je je afvraagt: wat is belang-rijk voor mij? Wat zou ik willen? Wat wil ik leren of veranderen? 

Een dergelijke brede en nieuwe kijk op gezondheid spreekt mij wel aan! Mensen zijn niet hun aandoening maar hebben er eventueel eentje. Dus we moeten de focus op ‘hoe verder’ anders richten. Niet op klachten en gezondheidsproblemen maar op de mens zelf. Op onze veerkracht en op wat ons leven betekenisvol maakt. Het eerdergenoemde spinnenwebmodel draagt er aan bij om met dit alles beter om te gaan en om zelf de regie in handen te kunnen houden. Voel je je bijvoorbeeld tevreden, gelukkig of juist eenzaam? Lukt het je om de dagelijkse dingen te doen? Beweeg je genoeg? Hoe is je eetpatroon? Wat kun je veranderen binnen jouw leefstijl? Beleef je nog plezier aan hobby’s of bezigheden? Door antwoorden te vinden op dergelijke vragen krijg je een beeld van jouw gezondheid-in-brede-zin. En op grond daarvan kun je gaan bedenken wat jijzelf kan doen of wie en wat in de omgeving kan helpen om de situatie te verbeteren. De verschillende dimensies maken daarenboven jouw hulpvraag duidelijk richting zorg- en hulpverleners.

Rond dit gezondheidsonderwerp en de wijze waarop we volgens Huber naar onze gezondheid kunnen kijken is het begrip zingeving van belang. En dan hoeven we echt niet te denken aan hemelbestormende of verheven doelen, maar dan gaat het om het leven van alle dag en heel dichtbij. Als we bezig gaan met het spinnenwebmodel dan zijn we eigenlijk bezig met het achterhalen van wat voor ons belangrijk is. Waar gaat je hart naar uit? Waarvan krijg je lichtjes in je ogen? Wat wil je met je leven? Wat is het meest wezenlijke voor je? Allemaal vragen naar de zin die jij aan jouw leven wil of kan geven. Heel dichtbij, heel concreet en belangrijk om naar op zoek te gaan. Bij het zoeken naar antwoorden op dit soort van vragen is voor Huber schrijven een belangrijk middel. Dat geldt voor mij trouwens ook. Opschrijven wat me bezig houdt en waar het mij om gaat in mijn leven.

3 - Ouderenzorg, levensverlenging of kwaliteit van leven


Het vooruitzicht dat een steeds groter deel van de mensen in West-Europa zal bestaan uit ouderen, is zorgelijk. Want die (ongekende) vergrijzingsgolf betekent een onevenwichtige bevolkingsopbouw. Een soort van omgekeerde piramide eigenlijk. Een samenleving zit niet te juichen bij het toekomstbeeld van een grote toename van niet meer geheel zelfstandige ouderen die trager functioneren en uiterlijk over hun hoogtepunt heen zijn. Het betekent ook dat er een groter deel van het overheidsbudget voor ouderenzorg gereserveerd zal moeten worden en door jongeren moet worden opgebracht. Dus die vergrij-zingsgolf is voor onze samenlevning niet iets om de vlag bij uit te steken. We kijken er daarom liever van weg. Ik zie in elk geval nog te weinig alarmbellen afgaan die er voor zorgen dat er concrete beleidmaat-regelen worden genomen. 

De vraag is hoeveel economische groei er in pak weg 2030 nodig is om de dan verlangde ouderenzorg ‘op niveau’ te houden. Trouwens, wat betekent ‘op niveau’ precies? En is dat wel zo wenselijk? Ook daar zie ik nog niet veel over. Wij rekenen niet uit wat ouderen - ondanks hun hoge leeftijd - nog zelf zouden kunnen doen en hoeveel gelukkiger dat hen en hun omgeving zou maken. Nee, wij rekenen vooral uit wat zij mogelijk niet meer kunnen en hoeveel dát de samenleving gaat kosten. De bureaus en vergadertafels bij de gezond-heidszorg blijken boosaardige plekken als het om ouderenzorg gaat! Daar worden op grond van efficiency-overwegingen vooral besluiten genomen die slecht zijn voor zowel de ouderen als voor het zorgpersoneel. In management- en bestuurskringen is nauwelijks oog is voor de essentie van welzijn, ofwel het van betekenis kunnen zijn voor anderen. De oudere is vooral een verdienmodel geworden aan wie je een te aantal medi-sche handelingen kan verkopen. En ondertussen hebben we nog steeds met een overheid te maken die een ongebroken geloof hecht aan controle, regels, protocollen en maakbaarheid. Ofwel een ineffectieve manier om zeggenschap te houden over financiën, uitvoering, controle en sanctiebeleid in de ouderenzorg. En het is allemaal aanbod-gestuurd. ‘O, u bent eenzaam? Dan hebben wij een leuke kookcursus voor u.’ Alsof die ouderen niet kunnen koken en vooral behoefte hebben aan gezelschap!

En dan het verpleeghuis. Hoewel ik graag en welgemeend mijn petje afneem voor het personeel dat zijn stinkende best doet, moeten we toch erkennen dat verpleeghuizen in hun huidige vorm stammen uit de jaren vijftig. Het is toch te gek om van de ene op de andere dag samen met 150 wildvreemden onder één dak te moeten gaan leven. De criteria die worden gehanteerd voor goede verpleeghuizen zijn niet altijd van toepas-sing op die van een menswaardig leven aldaar. En specialisten ouderen-geneeskunde worden in de regel nog steeds verpleeghuisartsen genoemd. Bij verreweg de meeste mensen met dementie in een verpleeghuis ontwikkelt zich na hun opname 'probleemgedrag'. Natuurlijk zal dat ook te maken hebben met het voort-schrijdende dementieproces bij verpleeghuis-bewoners, maar we houden ons onvoldoende serieus bezig met de vraag hoe we kunnen bereiken dat moeder de resterende een, twee jaar zo goed mogelijk doorkomt. Los van de verruimde euthanasiemogelijkheden is het relevant dat we ons ook richten op het hier en nu. Met als opdracht: hoe kunnen we het leven van mensen in die laatste fase zo prettig mogelijk maken in combinatie met aanvaarding van het einde. In dit verband mag ik hopen dat we ruimhartiger gaan investeren in hospices. Zeker nu we constateren dat het overgrote deel van de zorgkosten aan de laatste levensfase wordt besteed. Ik zou willen zeggen: Steek dat geld maar in het sociaal veraangenamen van die laatste levensfase in plaats van in het medisch eindeloos oprekken ervan. Een grotere en meer open aandacht voor het onafwendbare levenseinde zou de ouderenzorg enorm verbeteren. Trouwens, je kunt er op wachten tot de jonge generatie het sommetje gaat maken hoeveel een maand levens-verlenging bij ouderen de gemeenschap kost.

Ik zie naast al het voorgaande gesomber echter ook een hoopgevende kentering aan de horizon gloren. Ik behoor net niet tot de babyboomers (ik ben nog van ‘in de oorlog’), maar ik sluit me graag aan bij die generatie. En die bestaat echt niet meer uit de traditionele, meegaande groep oudjes die we lange tijd zijn geweest. Babyboomers nemen geen genoegen meer met de verplichte bingomiddag. Zij zijn individualis-tischer en zelfverzekerder van aard en willen het heft in eigen handen nemen. En dat heeft gevolgen. Omdat ze baas willen zijn over hun eigen bestaan, en dus ook over hun sterven. Daarom wordt door de huidige ouder-wordende mens de hoofddoelstelling van de zorg – het zo lang mogelijk rekken van het leven – zeer kritisch bezien. Niet voor niets is het begrip ‘kwaliteit van leven’ al enige tijd aan een opmars bezig. Met vragen over oprechte, ethische kwesties als het gaat over een leven dat nog waard is om geleefd te worden. Dus, wat mij betreft: stop geld in het veraangenamen van de laatste levensfase en niet in het medisch eindeloos oprekken daarvan.

Mijn boodschap is dan ook andermaal: laten we ruimte maken voor kwaliteit van leven. We moeten het leven niet willen rekken als dat leven geen kwaliteit meer heeft. Dus, in de geneeskunde moet in deze levensfase niet alleen het succes over de bestrijding van een ziekte maatgevend zijn, maar óók en vooral het vermogen nog enige kwaliteit van leven te bieden.

4 - Ouderen en mantelzorg, totdat….

Ik ben kritisch over hoe beleidsmakers denken over en omgaan met het fenomeen mantelzorg. Belangrijkste minpunt is het grote morele appèl dat de overheid doet op de familie. In de trant van, de verzorgingsstaat wordt te duur en zorgpersoneel is schaars. Dus als vader of moeder extra hulp nodig heeft, springen de kinderen bij. Logisch toch?! Nee geachte overheid, dat is helemaal niet zo logisch! Misschien nog wel in de jaren ’50 van de vorige eeuw toen we als familieleden nog lekker dicht bij elkaar woonden en de banden hechter waren. Hoewel, ook toen was de eigen familie lang niet altijd een warm bad. Maar anno 2020 is het heel anders gesteld met familieverhoudingen. Veel broers en zussen hebben nog maar weinig contact met elkaar en wonen ver van ouders vandaan. Of familieverhoudingen zijn ver-stoord door een scheiding. Hierdoor rust er ook op vrienden, kennissen of buren een soort vanzelf-sprekende zorgverantwoordelijkheid. Een zorgethiek die uitgaat van plicht vind ik in deze tijd volstrekt verouderd en moeilijk houdbaar. Laat staan dat je er van vanuit mag gaan dat onze samenleving nog zorgzamer kan, nee moet, worden. Ik heb echter veel bewondering en respect voor de huidge mantelzorgers! Met name als je het zelf wil en in de gelegenheid bent. Prachtig! Maar zorgen voor je ouders is in vele gevallen nu geen vrije keuze. En een natuurlijk gegeven is het in deze tijd evenmin. Zeker niet als een ziekbed 'te lang' gaat duren. We moeten de mantelzorg 'ontsentimentaliseren' en minder als vanzelfsprekend opvatten.

We kunnen een fikse groei verwachten van

het aantal 75-plussers en dementerenden.

Als we het huidige beleid rond de mantel-

zorg niet herzien, zal er als gevolg van wat ik

hiervoor heb beschreven een fors toenemen-

de druk op de ouderenzorg komen. En dit

nog los van het gegeven dat de huidige

mantelzorgers ook een dagje ouder worden.

Een specifieke kwestie in dit verband betreft

de opname van ouderen in een verpleeg-

instelling. Tot nu toe valt op zo’n moment

de inzet van mantelzorgers weg. Maar door

een groeiend personeelstekort zullen we er

in de toekomst rekening mee moeten houden

dat ook in verpleeghuizen ondersteuning ‘van

buiten af’ nodig zal zijn.

Terug naar de nog zelfstandig wonende ouderen. In veel gevallen komt er voor hen een moment dat hun leefsituatie onder druk komt te staan. We moeten er rekening mee houden dat in de nabije toekomst de kos-ten van bijvoorbeeld woningaanpassingen of van verhuizingen naar een aangepaste woning zullen worden verhaald op de ouderen zelf. Ook de kosten van een verpleeghuis zullen binnen afzienbare tijd deels door ouderen zelf betaald moeten worden. Een eigen woning met overwaarde zal alsdan moeten worden 'opgegeten' om de hier genoemde kosten (deels) te kunnen betalen. Maar voor veel kwetsbare ouderen die nog ‘zelfstandig’ wonen is het nu al crisis. Zeker als er voor veel van die quasie zelfstandig wonenden intensieve thuiszorg nodig is en eigenlijk geconcludeerd moet worden dat men niet meer thuis kan blijven wonen. Een groeiend probleem dat steeds meer aan de oppervlakte komt. Er wachten nu al 14.000 zieke ouderen op een plek in een verpleeghuis! Gevolg is dat mensen nu vaak te lang in een ziekenhuisbed liggen omdat er geen plek buiten het ziekenhuis is waar zij kunnen herstellen. Dit alles maakt duidelijk dat er een enorm gat bestaat tussen thuis wonen en het verpleeghuis. Er bestaan in de wat grotere steden wel woonvormen (meestal in appartementcomplexen) met eigen zorgvoorzieningen, maar de op te hoesten huren of aankoopkosten van dergelijke appartementen zijn niet door iedereen op te brengen.

Maar goed, laten we niet te zwartgallig doen. Een verpleeghuis ziet er nu gelukkig heel anders uit dan tien jaar geleden. Er is meer personeel, het afgebladderde behang is vervangen en er komen niet langer opwarm-prakjes uit de magnetron. Er is het laatste decennium zeker ook winst geboekt! Maar, alles bij elkaar genomen, gebeurt er beleidsmatig bar weinig en zijn we veel te vrijblijvend bezig. Dit, terwijl we zeker weten dat de ouderenzorg onafwendbaar gaat vastlopen. Er moeten veel meer zorgwoningen komen en meer plaatsen in verpleeghuizen. De wachtlijsten nemen immers in rap tempo toe, terwijl we pas aan het begin staan van de vergrijzing. Als de toelatingsnormen voor het verpleeghuis niet verandeen, zullen er de komende jaren 140 duizend plekken in verpleeghuizen bij moeten komen. Dat gaat 13 miljard euro extra kosten! Dat is niet op te brengen. En, los daarvan,  we beschikken nu al over veel te weinig zorgpersoneell. En dat tekort poetsen we de komende jaren bij lange na niet weg. Tenslotte, het is onvermijdelijk dat verpleeghuizen van karakter moeten veranderen. Het verpleeghuis is straks niet langer een woon- en verblijfinstelling, maar meer een hospice.


5 - Oudere heeft de woonvormen steeds meer voor het uitkiezen


In veel gevallen breekt voor de nog zelfstandig wonende oudere een moment aan dat de leefsituatie onder druk komt te staan. En dat nog los van financiële consequenties (bijv. kosten van woning-aanpassingen of van verhuizingen naar een aangepaste woning). Ook zullen kosten in een verpleeghuis steeds meer door ouderen zelf betaald moeten worden. En voor veel kwetsbare ouderen die nog ‘zelfstandig’ wonen is het nu al crisis. Omdat er intensieve thuiszorg nodig. Of omdat eigenlijk geconcludeerd moet worden dat iemand niet meer zelfstandig thuis kan blijven wonen. Er bestaat een enorm gat tussen zelfstandig thuis wonen en het verpleeg-huis. Daardoor zien we een grote toestroom naar wachtlijsten bij verpleeghuizen. Ik pleit daarom voor veel meer zorgwoningen en een grotere variatie (zie verderop in dit artikel). En verder lijkt het mij onvermijdelijk dat verpleeghuizen van karakter gaan veranderen. Het verpleeghuis is straks niet langer een woon- en verblijf-instelling, maar meer een hospice.

Ik heb de indruk dat er onder ouderen weinig bekend is over woon- en leef-voorzieningen die qua mogelijk-heden tussen de thuiszorg en het verpleeghuis zijn te plaatsen; de zogenaamde zorg-woningen. Een soort van ‘bejaardentehuizen’, maar dan in een nieuwe stijl. Twintig procent van de ouderen voelt er wel voor om in een woonzorg-unit te gaan wonen. En ik denk dat bij een groeiend aanbod dat percentage nog wel omhoog zal gaan. Een bejaardenhuis nieuwe stijl dat ouderen de keuze aanbiedt tussen zelfstandig wonen in apparte-menten met nabije directe zorg, of in een zorg-unit waar de bewoner intensievere verzorging kan krijgen. Wie als zelfstandige bewoner start, kan door deze mogelijkheid doorschuiven naar meer (intensiever) verzorgd wonen. Ook met betrekking tot het personeelbeleid geeft dit voordelen. Op een centrale plek kunnen minder medewerkers betere zorg leveren. Een uitkomst in een krappe arbeidsmarkt. De eerlijkheid gebiedt me wel te zeggen dat de op te hoesten huren of aankoopkosten van dergelijke appartementen/woningen niet door iedereen zijn op te brengen. Maar het aantal zorgwoningen in de sociale huurklasse groeit gestaag!









Over de ontwikkelingen in zorgwoningen trof ik een artikel aan dat gaat over mogelijkheden van zelfstandig wonen met nabije directe zorg. Of over zorgunits waar de bewoner intensievere verzorging kan krijgen. Maar, ook in de zorg is niets voor niets. Dus hieraan zijn wel vaak extra kosten verbonden. Maar goed, wie ‘zelfstan-dig' begint, kan op deze manier dus wel doorschuiven naar meer verzorgd wonen. En ook nog ‘s zonder weer naar een heel andere omgeving of zelfs een andere woonplaats te moeten verkassen. 

Dus op naar een vernieuwde en andere kijk op woonmogelijkheden voor ouderen: de zeventig-plussers die vandaag de dag actiever en assertiever zijn dan hun leeftijdsgenoten van na de Tweede Wereldoorlog. En minder armlastig dan die ‘wederopbouw’-generatie. Meer gewend aan luxe en bijgevolg dus ook met een flink eisenpakket als het om wonen gaat. Wat is er dan zoal mogelijk in de woonsector tussen zelfstandig wonen aan de ene kant en de zorginstelling aan de andere kant?

Het spectrum is breed.

Ik begin met de overbekende aanleunwoning. Zelfstandig wonen bij een zorginstelling waar diensten en zorg kunnen worden afgenomen. Het complex kent ook zelfstandige woningen, maar met meer aandacht voor veilig en beschut wonen en een gemeenschappelijke ruimte.


Een serviceflat is een appartementencomplex (koop of huur), waar een ’vanaf’-leeftijdsgrens geldt. Bewo-ners hebben diensten tot hun beschikking zoals een klussendienst, een logeerkamer of een maaltijdservice. Afhankelijk van het inkomen kan gekozen worden uit verschillende typen huur-appartementen.

Een andere mogelijkheid betreft de levensloopbestendige woning. Dat is een huis waarin senioren in al hun komende levensfases kunnen blijven wonen, ook als ze straks minder goed ter been zouden zijn. Denk aan verlaagde drempels, een inloopdouche, automatische deuropeners, brede deuren en een traplift.

Dan is er de groep ouderen die het geluk heeft over zorgzame familie/kinderen te beschikken en waardoor er weer andere mogelijkheden zijn. Zoals de mantelzorgwoning. Een verplaatsbare, tijdelijke wooneenheid bij een bestaande woning, vaak in de achtertuin. Toch weer iets vrijer dan een kangoeroewoning waar ouderen echt bij hun familie inwonen. Eigenlijk aan elkaar gekoppelde, zelfstandige woningen of wooneenheden met een inpandige verbinding.

Wie z’n heil liever bij vrienden zoekt, kiest misschien voor gemeenschappelijk wonen. Een mogelijkheid om met gelijkgestemden in één pand te leven zonder dat sprake is van één gezinsverband. Deze vorm van wonen wint aan populariteit.Het hangt van de omvang en financiële mogelijkheden af hoe groot de zelfstandige woonruimten zijn en hoeveel gemeenschappelijke ruimten worden gedeeld. Dergelijke woongemeenschap-pen zijn volgens onderzoek goed voor de gezondheid. Deze vorm kan trouwens ook met mensen van verschillende leeftijden, de zogenoemde generatiehuizen of meergeneratie woongroepen.

Er zijn ook nog de zogenaamde thuishuizen in de aanbieding. Dat zijn kleinschalige woonvoorzieningen voor alleenstaande ouderen met ondersteuning van vrijwilligers. En er zijn natuurlijk nog de moderne hofjes, waarvan de 'knarrenhofjes' waarschijnlijk de meest bekende zijn. Wonen rond een beschutte binnenplaats waarbij nieuwe hulpvormen mogelijk zijn.

Een wat minder bekende woonvorm betreft het zogenaamde gestippeld wonen. Leden van een woongroep, verspreid over een complex, die elkaar helpen. In het verlengde hiervan of een stap verder is er het zoge-naamde harmonicawonen. De leden wonen geclusterd in een complex zodat ze toch wat dichter bij elkaar in de buurt zitten.


6 - Tijdig als 'vitalo' je (woon-)toekomst veilig stellen


Ik kan het niet vaak genoeg zeggen: Bereid je als oudere 'op tijd' voor op een eventuele levensperiode waarin je extra zorg nodig hebt. Aannemende dat het met je gaat zoals onze grote Griekse filosoof Epicurus al stelde: "Het heerlijkst is een leeftijd waarop de zaak al bergafwaarts gaat, maar nog niet omlaag stort." En hij voegt daar aan toe: "Dit geldt echter uitsluitend als dat leven wordt geleefd met gezond verstand en uit vrije wil." Dus een vitalo-leven waarin het qua gezondheid stukje bij beter minder wordt maar zonder omlaagstortende ellende. Een fase derhalve waarin het geleidelijk aan allemaal wat sukkeliger wordt en ondersteuning door anderen meer en meer nodig is. En de vraag is dan hoe je daar 'met gezond verstand en uit vrije wil' mee omgaat. In elk geval niet door pas over eventuele maatregen te gaan nadenken als het bergafwaartse leven zich echt aandient. Want dan ben je wel te laat! Alleen al omdat wachtlijsten voor zorg-ondersteuning of plaatsing in een aangepaste leefomgeving steeds langer worden. En reken er maar op dat betaalbare en snelle zorghulp in de (nabije) toekomst schaarser zal worden. Dus als je de regie wil houden over jouw voorzienbare toekomstige hulpbehoevende leefsituatie, dan moete tijdig maatregelen nemen. Zo niet, dan is de kans heel groot dat je jouw familieleden en andere beschikbare mantelzorgers opzadelt met een hoop ellende. Omdat er niet direct extra zorg voorhanden zal zijn of georganiseerd kan worden. En dan doel ik nog niet eens op die 'omlaagstortende' toestand. Want dat wordt door gemis aan landelijk beleid binnen afzienbare tijd qua zorgondersteuning so wie so een doffe ellende: onbetaalbaar en te weinig mens-kracht.

Maar goed, terug naar de komende - hopelijk nog best wel hebbelijke - leefsituatie met toch een behoefte aan zorg. Laat ik mijzeld als voorbeeld nemen. Ik woon in een appartement sinds mijn 61-ste. Omdat er in mijn toemalige woning het nodige onderhoud moest worden gedaan en ik minder zin kreeg in het periodieke tui-nieren. Dus lekker alles gelijkvloers, brede deuren en alleen drempels bij de badkamer en toiletruimte die desgewenst makkelijk zijn te verwijderen. Al is het maar voor het geval dat een rollator mijn huiselijke voortbeweging zou moeten gaan ondersteunen. Allemaal toen en nu nog niet aan de orde of nodig, maar je weet maar nooit. En - bijna 20 jaar later - woon ik daar nog steeds en met veel plezier! Zolang het niet echt bergafwaarts met mij gaat, zit ik daar gebeiteld! Ook als ik stukje bij beetje thuiszorghulp nodig zal hebben, dan is die wel voorhanden. Daarenboven heb ik me enige jaren geleden ingeschreven voor een zoge-naamde 'zorgwoning'. Voor als het onverhoopt wél bergafwaarts met me gaat. Een dergelijk wooncomplex (doorgaans een appartementengebouw) is voorzien van rechtsstreekse extra thuiszorg en senior-voorzie-ningen.


Er is - als alternatief van zo'n zorgwoning - echter nog

een interessante optie in beeld. Namelijk de mantelzorg-

woning. Daarover heb ik het al eerder gehad in mijn vo-

rige artikel (5a - 'Oudere heeft de woonvormen steeds

meer voor het uitkiezen.').

Interessant, omdat gemeenten steeds ruimhartiger lijken

om te gaan met het verstrekken van vergunningen om

een mantelzorgwoning te plaatsen.

Uit een rondgang van de NOS bij gemeenten blijkt dat

het de afgelopen jaren een stuk makkelijker is geworden

om op een kavel een mantelzorgwoning te plaatsen.

Dat kan zonder vergunning, zodat aan een familielid

van dichtbij intensieve mantelzorg kan worden verleend.

Veel gemeenten vragen daarvoor wel een medische ver-

klaring die aantoont dat de mantelzorg echt nodig is.

Veel gemeenten gaan nog een stap verder door ook de bouw van 'pre-mantelzorgwoningen' toe te staan.

Die zijn bedoeld voor mensen die in de toekomst verwachten dat ze mantelzorg nodig hebben, bijvoorbeeld over tien jaar. Voor de premantelzorgwoning is echter wel een vergunning nodig maar geen medische verkla- ring. Gemeenten stellen voor die vergunning wel bepaalde eisen: zo moet iemand de AOW-leeftijd hebben bereikt of in een gesprek met de gemeente aannemelijk kunnen maken dat er op termijn mantelzorg nodig is.


Ik wil maar zeggen: een slimme vitalo is op zijn toekomstige leefsituatie voorbereid door al vóór de 'berg-afwaartse' levensfase na te denken over mogelijke maatregelen en zich tijdig voor te bereiden op acties waardoor een dergelijke levensperiode met een gerust hart tegemoet kan worden gezien.


7 - Dementie en onderzoekingen


“Je hébt geen dementie, je bént dement”. “Dementie is een rot 

ziekte”. Een paar ferme uitspraken van Bert Keizer, oud verpleeg-

huisarts, filosoof en schrijver. En, zo vindt Keizer verder: “Je denkt

bij beginnende dementie nog altijd aan het stuur van je leven

te zitten, terwijl je reeds lang naar de achterbank bent verhuisd”. 

En, “je kunt je niet voorbereiden op dementie”.

Goed om te weten…..

Dementie  is een verzamelnaam voor verschillende ziekten die de hersenen aantasten en waardoor iemand steeds verder achteruitgaat in zijn functioneren. Er zijn meer dan vijftig vormen van dementie, met Alzheimer als de meest voorkomende. Het is een complexe verouderingsziekte met een algemene hersenontregeling tot gevolg. Over de precieze oorzaken van de ziekte van Alzheimer zijn de geleerden het verre van eens. Laat staan dat er een gezamenlijk onderzoekstraject bestaat, gericht op een effectieve behandeling. Grofweg bestaan er twee stromingen.

De ene volgt het spoor van wat genoemd wordt de ‘amyloïdehypothese’. Het amyloïde-eiwit bouwt zich op als harde plaques tussen de hersencellen, met daartussenin kluwens van het tau-eiwit. En dat leidt tot cognitieve aftakeling. Door de aanmaak van dat tau-eiwit gaan hersencellen minder goed functioneren en sterven uiteindelijk af met geheugenverlies, verwarring en andere symptomen tot gevolg. Dat we bij dementie onder meer te maken hebben met een eiwitziekte is zeker. Net als bij andere neurodegeneratieve ziekten, zoals Parkinson. Maar of het onderzoek puur en alleen daarop gericht moet blijven, is de vraag. De voorbije vijftien jaar hebben alzheimeronderzoeken, gericht op de amyloïde-hypothese, eigenlijk nauwelijks iets opgeleverd. Ook het middel solanezumab, dat bedoeld is om het amyloïde-eiwit weg te halen, maakt deel uit van een lange lijst van inmiddels gesneuvelde alzheimer-geneesmiddelen.

De tweede stroming bestaat uit een groeiende groep wetenschappers die het geloof in de boven beschreven hypothese heeft verloren. Zij zien alzheimer niet langer als een puur neurologisch ziektebeeld. Laat staan dat ze nog geloven in één ‘wonderpil’. Zij denken dat alzheimer wordt veroorzaakt door een opeenstapeling van schade. We leven immers langer, maar ons lichaam is daar genetisch niet op gebouwd. Er hangt zogezegd een prijskaartje aan een langer leven. Alzheimer past eigenlijk in het rijtje van aandoeningen als gevolg van veroudering. Normaal gespro-ken heeft veroudering invloed op de suikerstofwisseling in de hersenen: het lichaam kan de bloed-suikerspiegel steeds moeilijker op peil houden. Ook stapelt zich steeds meer choles-terol op in de bloedvaten. Alzheimer heeft volgens deze stroming meer met veroudering te maken, weliswaar in combinatie met de hierboven beschreven eiwitophoping. En het kan al meer dan twintig jaar in de hersenen aan de gang kan zijn zonder dat we het in de gaten hebben en voordat de eerste symptomen optreden.

Recente studies laten zien dat dementie bij mensen op oudere leeftijd lijkt te dalen. Dat komt onder meer doordat risicofactoren voor hart- en vaatziekten, zoals een hoge bloeddruk, eerder worden aangepakt. In één van deze studies worden sinds 1948 meer dan vijfduizend mensen gevolgd. De laatste dertig jaar zien de wetenschappers binnen deze groep het aantal nieuwe gevallen van dementie elke tien jaar met gemiddeld twintig procent dalen.

Met het vaststellen van de diagnose dementie is het verval eigenlijk al onherroepelijk ingezet. Alleen kan niemand voorspellen hoe het verdere proces precies gaat verlopen. En ook niet wanneer en hoe het zal eindigen. Na een dementiediagnose leven mensen vaak nog ruim tien tot vijftien jaar. Omdat de verschillen van persoon tot persoon zo groot zijn, bestaat er helaas geen algemeen behandelplan.

Grofweg zijn de volgende fases te onderkennen: - geestelijke eenzaamheid, - een steeds kleiner wordende wereld, - toenemende verwardheid, - het op zoek zijn naar wat en waar naar toe, - vegeteren in afhan-kelijkheid van anderen bij gevoed en verschoond moeten worden. En elke fase in het alzheimerproces is afschuwelijk, zowel voor de persoon in kwestie als voor de omstanders. Dit zeg ik ondanks de ‘verzachtende’ verhalen over ‘gelukkige en blije’ dementerenden (zie het volgende artikel).

8 - Dementie, erken de machteloosheid 

Hoe ga je om met een dement iemand? Da’s nog best ingewikkeld. Want dementerenden gaan niet allemaal op dezelfde wijze dezelfde weg. Er bestaat - voor zover ik weet - ook niet zoiets als een praktische handleiding over hoe om te gaan met dementie. Die zou er eigenlijk wel moeten komen.

In het begin van het dementieproces is het van belang dat de persoon in kwes-ie blijft ervaren dat hij of zij voor vol wordt aangezien. Want uit onderzoek blijkt dat dementerende mensen in hun beginstadium de ziekte wel leren accepteren, maar niet dat ze niet meer serieus worden genomen. Verder, wie denkt dat alle patiënten in de eerste periode grote vlagen van helderheid hebben, zit er naast volgens de eerder door mij aangehaalde arts Bert Keizer. "Bij de meeste patiënten die ik meemaak is die reflectie vanaf het begin al niet meer aanwezig”. En dan, na verloop van tijd, vervallen dementerenden in een gedragsstadium dat ze zich niet meer bewust zijn van hun eigen verleden, noch van hun toekomst. Je bent het besef kwijt van de ruimte waarin je verkeert en van de mensen om je heen. Je naasten herken je niet meer, laat staan dat je nog met hen kan communiceren. Je hebt geen bewuste motivatie meer voor je handelen en je bent nergens nog ontvankelijk voor. Het is mijn stellige indruk dat je dan mentaal steeds meer ‘leeg’ wordt, in combinatie met een toenemend identiteitsverlies. Je persoonlijkheid gaat onherkenbaar veranderen. Kortom, een trieste teloorgang van wie je ooit was. De regie over jouw eigen leven ben je tegen die tijd allang kwijt en van een persoonlijke waardigheid is nauwelijks nog sprake. Sterker, je persoonlijkheid gaat verloren'. Aldus Keizer. Wat rest is een totale ontluistering. Daarom is het volgens mij grote onzin om te beweren dat als gevolg van dementie iemands ware ik naar boven komt. Of, nog fraaier geformuleerd, dat je dan de glans van iemands ziel te zien krijgt.  Echt flauwekul. Alles gaat kapot en sterft af onder de hersenpan. Je gaat totaal verloren in je dementie.

Het getuigt dan ook van weinig psychologische inzicht als artsen aanvoeren

geen euthanasie te zullen uitvoeren als een demente persoon een tevreden in-

druk maakt. "Ik zie immers iemand die het nog best naar zijn zin heeft. Hij lijdt

in elk geval niet ondraaglijk". Wel wilsonbekwaam, maar verder kennelijk een

normaal mens dus.… "Bij sommigen echter" – zo wordt dan verder geredeneerd

– "zie je dat ondraaglijk lijden wel. Bijvoorbeeld als een verpleeghuisbewoner

voortdurend boos, agressief of angstig is en constant vraagt of hij naar huis mag.

Dan zou ik als arts wel kunnen overwegen om tot euthanasie over te gaan".

Een merkwardige opstelling, vind ik. Ik besef heel goed dat een arts voor een

groot probleem wordt geplaatst als in dergelijke gevallen een euthanasiever-

zoek aan de orde is. Maar zeg dát dan gewoon en bedien je niet van dit soort

overwegingen. Want demente mensen hebben geen enkel benul meer van zich-

zelf. Laat staan dat ze zich nog bewust zouden zijn van hun blijheid of angsten.

We zijn hiermee aangekomen bij een groot en haast onoplosbaar probleem. Hoewel volgens mij niet onder-steunt door wetgeving, stellen veel artsen dat euthanasie bij een demente patiënt alleen aan de orde kan zijn als er vóór het moment van uitvoering nog sprake is van wilsbekwaamheid. Dat betekent dat iemand aan wie de diagnose dementie is meegedeeld op dát moment – en dus voortijdig - een verzoek tot euthanasie-uitvoering serieus in gang moet zetten. Dit, terwijl het ziektebeeld dan nog niet verontrustend is en de ‘wilsonbekwaamheid’ nog niet aan de orde. Want indien wel, dan ben je te laat aldus deze artsen. Dit, nog los van de eis dat er sprake moet zijn van een ‘weloverwogen en bijtijds’ vrijwillig verzoek en dat je ondraag- lijk en uitzichtloos lijdt. Dit rijtje met eisen langsgaande wil weloverwogen zeggen dat er sprake is geweest van een recent en geregeld overleg met de behandelend arts. En bijtijds betekent vóórdat geconstateerd zal worden dat mijn wilsbekwaamheid haar beste tijd heeft gehad. Dat uitzichtloze is in geval van dementie nog wel aannemelijk te maken, maar ondraaglijk lijden? Want dat moet worden vastgesteld door een deskundige. Bij dementie met de zekerheid van een ontluisterend vooruitzicht zou je toch zeggen dat de persoon in kwestie dat veel beter zelf kan bepalen. Want het gaat er dan niet om of ik nu lijd, maar of ik ondraaglijk lijd aan het verschrikkelijke vooruitzicht mij op termijn te manifesteren als…… Ja, als wat en als wie?!

Al met al zullen Alzheimerpatiënten die zeker willen zijn van hun euthanasiezaak de uitvoering moeten ver-zoeken op het moment dat ze eigenlijk nog 'te goed' zijn. Een verschrikkelijk dilemma: te vroeg euthanasie uitvoeren versus het risico dat het niet meer kan.

In 2019 oordeelde de rechter in een strafzaak dat een specialist ouderengeneeskunde zorgvuldig had gehandeld bij euthanasie op een zwaar demente vrouw. Toen ze nog wilsbekwaam was, had zij een wilsverklaring opgesteld: ze wilde niet langer leven als ze in een verpleeghuis zou worden opgenomen. De aangeklaagde specialist had overigens naast de aanwezige verklaring ook nog twee andere artsen en de familie van de vrouw geraadpleegd en stelde vast dat zij ondraaglijk leed. De rechter oordeelde voorts dat het niet nodig was om te controleren of de vrouw nog achter haar eerder vastgelegde stervenswens stond. Je hebt niet voor niks een zorgvuldig geformuleerde verklaring opgesteld. Dat doe je onder meer omdat je mogelijk jouw wens niet meer bij volle verstand kan aangeven. Wat heb je anders aan zo’n verklaring? De uitspraak van 2019 is dus een bevestiging dat het kan: op zorgvuldige wijze euthanasie verlenen aan een wilsonbekwaam persoon. De eutha-nasieverklaring heeft meer kracht gekregen door deze uitspraak. Artsen mogen toch euthanasie uitvoeren bij wilsonbekwame patiënten zoals zwaar dementerenden, mits ze dat zorgvuldig aanpakken. 


Sinds 2011 vindt in Nederland gemiddeld zo'n drie keer per jaar euthanasie plaats als een patiënt wils-onbekwaam is. Of dat er meer gaan worden na deze rechterlijke uitspraak? Tegenwoordig zeggen we dan: ‘we gaan het zien’.



9 - Ouder worden, hoe zien we dat?


“Ouderdom wordt gezien als een bron van ziekte en ellende, terwijl het een geschenk is van wijsheid en vrijheid’ (Manu Keirse).

Het gaat er niet om hoe oud we zijn, maar hoe we oud zijn. Ofwel, het gaat niet om een langere lifespan maar om een langere healthspan. Laten we minder bezig zijn met  hoe oud we zijn of kunnen worden en meer met hoe we oud zijn of willen worden.

 

Gezond ouder worden en dan snel en zonder een lijdensweg overlijden.

Dat is waarnaar wij streven. En dat wordt ons ook beloofd.

Echter, die belofte is tot nu toe maar voor de helft ingelost.

Op termijn gaan we de 110 jaar halen! Dus met dat langere leven zit het

wel snor. Maar we zijn nog niet zover dat we er ook meer gezonde jaren

bij gaan krijgen. Helaas.

We worden dus – met dank aan de medische wereld - wel langer in le-

ven gehouden, maar het aantal kreukeljaren tijdens onze laatste levens-

periode gaat ook toenemen. Met allerlei ouderdomsaandoeningen en

- medisch gezien - knappe (over-)behandelingen.

 

Doorgaande op die laatste vraag denk ik nog steeds dat een herwaardering van ouderdom op zijn plaats is. En dat geldt ook voor een meer eigentijdse beeldvorming over ouderdom. We kunnen de periode van ouder-worden beter typeren als ‘de rijkdom van de verzilvering’ in plaats van ‘de problematiek van de vergrijzing’. Liever zilver dan grijs dus. Naarmate ik zelf ouder word, houdt mij dat onderscheid steeds meer bezig. Natuurlijk, als de gezondheid het gaat afweten en de puf ontbreekt om nog wat van het leven te maken, dan lijkt alles in elkaar. te storten.  Maar als ik 's morgens bij het opstaan nog tegen mezelf kan zeggen: ‘blij dat ik er ben en dat ik me fit genoeg voel om de dag weer te beginnen’, dan mag ik me een gelukkige oudere noemen.

Ouderdom wordt nog te veel gezien als een chronische ziekte, als een gebrek en een tijd met een hoop ellende. Geen wonder dat mensen dan bang zijn om ouder te worden! Maar die negatieve beeldvorming tast de eigenwaarde van ouderen aan en is nergens voor nodig. We moeten meer leren kijken naar ouderdom als iets anders dan het zitten in een rolstoel of het verblijven in een woonzorgcentrum waar je  vervolgens weg-glijdt in dementie. Ouderdom kun je ook zien als groei van wijsheid en van vrijheid.

 

We kennen het gezegde dat iedereen wel ouder wil worden, maar ­dat niemand oud wil zijn. En het is de vraag wat we als nog redelijk fitte oudere gaan doen met die extra jaren? Ofwel, hoe gaan we die langere levenstijd invullen? Niemand die dat heeft geleerd: omgaan met dertig jaar pensioen. En al die tijd golf blijven spelen of spannende reizen maken, lukt op den duur ook niet meer zo lekker.

Zinvol langer leven wordt dus nog een hele klus! Niet alleen lichamelijk, maar ook in culturele zin. Wij - jong én oud – moeten ons er van bewust zijn dat we in elke levensfase (dus zowel als jongere en op oudere leeftijd) alle voorafgaande levensfases in onszelf verenigen. En het is goed om er van uit te gaan dat je meestal het lot zelf in handen kan nemen. Kijk dus niet alleen naar de ­problemen van de ouderdom, maar vooral naar de uitdagingen en kansen in die periode. Ik heb het al vaker gezegd, ga op tijd, dus ver voor de aankomende pensioenperiode, bezig met de vraag: wat zou ik willen doen zodra ik de verplichtingen van mijn werk achter de rug heb en ik de opvoeding van mijn kinderen hebt volbracht? En denk er over na welke betekenisvolle herinneringen je ‘de wereld’ wil nalaten. Ik heb geleerd mijn leven als één geheel te zien. Een leven, bestaande uit verschillende dimensies: arbeid, zorg, opleiding, ontspanning, ontmoeting en spiritua-liteit. En die zes dimensies kun je  integreren in elke fase van je leven. Dus geen leven in opeenvolgende stadia, maar een leven waarin al die dimensies er steeds toe doen. Geniet van al die zaken in elke levens-fase. En laat daardoor ook de grenzen tussen generaties vervagen. Zorg dat jouw ­kinderen en klein-kinderen ons ouderen echt kennen en waarderen, en ook omgekeerd.

 

Terug naar het begin van deze overpeinzing. Over dat langere leven van ons, eindigend met aandoeningen en - medisch gezien – knappe (over-)behandelingen. Ik beoordeel dat in het licht van een hebbelijke kwaliteit van leven. Zowel lichamelijk als psychisch. En verwacht niet alles van de geneeskunde en de spychiatri. Een gezonde omgeving en goede hygiëne zijn bijvoorbeeld belangrijker voor de toename van de gemiddelde levensverwachting dan de ontwikkeling van de medische mogelijkheden. En toch, er ‘lopen’ ook veelbelo-vende onderzoeken die gericht zijn op het meer ‘grip’ krijgen op lichamelijke verouderingsproces-sen. Met als doel die processen voor te zijn of minstens zodanig beheersbaar te krijgen dat er beter mee te leven valt. Veelbelovend, omdat die onderzoeken minder zijn gericht op overbehandeling en meer op een verlengende kwaliteit van leven. Daarover meer in artikel 13:  ‘Ouder worden, medisch gezien’.




10 - Twee schrijfsters over ouder worden


Begin dit jaar verscheen er een artikel in het tijdschrift Marie Claire, getiteld ‘Alive kicking’ over een boek van Micaela Bartels. Daarin laat ze zien dat het stoffige imago van ouderen volledig onterecht is. Het is volgens haar eigenlijk nogal raar dat we zo negatief kijken naar ouder worden en het is vreemd dat ‘jonger’ als posi-tief en ‘ouder’ als negatief wordt gezien. Verder constateert ze dat ouderen lastiger een baan vinden, dat er ‘anti-aging’ op een pot crème staat en dat stapels boeken vertellen hoe je zo jong mogelijk kunt blijven.

Die negatieve blik op ouder worden komt totaal niet overeen met hoe ouderen zichzelf voelen. Sterker nog, hoe ouder Bartels wordt, hoe beter en zelfverzekerder ze zich voelt. Ouder worden is een natuurlijk proces. Als je de tijd probeert vast te houden, ga je in tegen de stroom van het leven.

 

Besef dat er nog veel kan gebeuren in de levensfase vanaf je 65ste.

Je hoeft niet meer voor familie te zorgen en je werkt niet meer. Dus wat ga je met die extra tijd voor jezelf doen in het besef van  de aankomende waardevolle fase van oogsten?!

En dan dat vooroordeel dat oude mensen allemaal een beetje hetzelfde zijn. Het is  mooi om te zien dat mensen-op-leeftijd juist méér van elkaar verschillen omdat ze veel authentieker zijn geworden! Daaren-boven, ouder worden geeft je de gelegenheid om heel dicht bij je eigen essentie te komen. En we moeten het culturele idee dat alleen je gladste versie er mag zijn echt loslaten. Tenslotte, gebruik deze periode om te verwijlen naar beelden en gedachten over toekomst, afscheid, geluk, familie en creativiteit.

 

Zeker, veroudering gaat hoe dan ook samen met lichamelijke en cognitieve achteruitgang. We worden bij-voorbeeld langzamer en ons geheugen wordt slechter. En veroudering beïnvloedt onze emoties, maar waarschijnlijk niet op een negatieve manier. Ouderen ervaren namelijk meer positief affect en/of minder negatief affect dan jongvolwassenen; dat mensen tijdens het ouder worden steeds meer nadruk gaan leggen op positieve informatie wordt het positiviteitseffect genoemd. Het streven om de nog resterende, korte toekomst zo plezierig mogelijk door te brengen, kan natuurlijk ook bewerkstelligd worden door minder nadruk te leggen op negatieve informatie. Ouderen voelen zich in het dagelijkse leven positiever dan jongeren; niet alles wordt minder als we ouder worden…  Zo blijken ouderen voornamelijk anders en beter om te gaan met negatieve ervaringen. Ouder worden maakt dus niet noodzakelijk ongelukkig. En dat is maar gelukkig!


‘Oud genoeg om dood te gaan,’ is een boek van de befaamde

Amerikaanse schrijfster Barbara Ehrenreich (76).  Daarin legt ze

uit waarom ze past voor preventieve medische screenings en

waarom ze tijdens de haar nog resterende dagen eet en drinkt

waar ze zin in heeft. En passant legt ze uit dat obsessief fitnes-

fsen en diëten weinig zin heeft. ‘We moeten accepteren dat we

geen controle hebben over onze gezondheid, wat al die fitnes-

goeroes ook mogen beweren.’


In weer een ander boek maakt ze korte metten met ‘positief den-

ken’ als oplossing voor alle problemen. Ze heeft dan inmiddels

borstkanker. Ik geef haar gelijk als ze zegt dat het eigenlijk onge-

looflijk is wat mensen zich allemaal laten welgevallen in een dok-                      Barbara Ehrenreich

terskamer. Vooral bij schildklierkanker blijkt er volgens haar sprake te zijn van  overdiagnose. Ze doet de fer-me uitspraak te weigeren haar leven te laten medicaliseren. ‘Gezond’ betekent ‘vrij van ziekte’, vindt ze. En zaken als wellness en yoga zijn eigenlijk  luxeproducten voor de rijken. Het is inmiddels een industrie waarin gigantisch veel geld omgaat. Wellness lijkt volgens haar gebaseerd op het filosofische idee dat lichaam en geest een harmonieus geheel vormen en dat alles perfect samenwerkt als je maar genoeg uren mindful bent, de juiste exotische bessen en zaden eet, en voldoende mediteert en ontspant in wellnessoorden. In werkel-ijkheid worden echter veel ziekten gewoon en desondanks door onze eigen cellen veroorzaakt.


Borst-, darm- en prostaatkanker kunnen we nog altijd niet op die manier verklaren. Het enige wat we weten, is dat cellen in die organen zich plots beginnen te delen, met het ontstaan van mogelijk fatale tumoren als gevolg. Ons lichaam is vooral een slagveld waarbij cellen en weefsels voortdurend in gevecht zijn met elkaar. Niet dat het lichaam een soort machine is waar sleet op komt die uiteindelijk stuk gaat. Het is complexer dan dat. De moleculen in cellen worden bijvoorbeeld voortdurend vernietigd en vernieuwd. Als je ouder wordt, gebeuren daarbij steeds meer fouten, waardoor de cellen beschadigd raken en hongerige macrofagen aan-trekken. Met soms kwalijke gevolgen.


Dus als je je graag uitleeft in de fitness, moet je dat vooral doen. Maar doe het niet met de illusie dat elke kilometer op de loopband je 10 minuten langer zal laten leven. Zo werkt dat niet. Ze wil vooral duidelijk ma-ken dat er veel dingen zijn waarover we geen enkele controle hebben. Het lichaam is géén geoliede machi-ne, maar een strijdtoneel van cellen en weefsels waar we geen enkele vat op hebben. Ieder moment kan ergens in je lichaam een macrofaag een tumor helpen om uit te zaaien. Enige nederigheid is daarom op zijn plaats. We moeten accepteren dat we niet de baas zijn over onszelf. Onze dood wordt in grote mate bepaald door onderdelen van onszelf, zoals slechte cellen met een eigen willetje.


De meeste mensen lijken niet zo zeer bang voor de dood als wel voor het lijden dat ermee gepaard kan gaan. Barbara Ehrenreich vindt dat zoiets simpel is op te lossen door voor de korte pijn te kiezen en je leven niet met allerlei onnodige medische procedures een paar dagen of maanden te rekken. Er zijn genoeg middelen die je levenseinde rustig en pijnloos kunnen laten verlopen. Voor lijden hoef je dus niet bang te zijn. De angst voor de dood heeft volgens Ehrenreich vooral met ons zelfbesef te maken. Mijn dood is maar een voetnoot, zegt ze.  De wereld zal het zonder mij ook wel redden.




11 - Ouder worden, medisch gezien

 

‘Het is geen kunst oud te worden, het is een kunst ermee te leven’, zo sprak de Duitse dichter/schrijver Johann Wolfgang von Goethe.

 

Omdat voor het verouderingsproces van alle levende wezens geldt dat er een balans moet zijn tussen gene-tische aanleg en omgeving, kunnen we inspiratie opdoen in de dierenwereld. Die is gestoeld op het principe van gemeenschappelijke voorouders en hun evolutionaire band met andere dieren in de stamboom. Maar bij het bestuderen van veroudering over de verschillende takken van evolutionaire stambomen heen wordt dui-delijk dat er geen eenvoudig patroon valt te ontdekken.

Veroudering heeft niet alleen een effect op tal van psychologische en cognitieve functies. Het gaat ook ge-paard met een verhoogde kans op hersenaandoeningen. Echter, nog steeds zijn die effecten op onze herse-nen grotendeels een mysterie. Er bestaan verschillende benaderingen om verouderingsprocessen te onder-zoeken en te bestuderen en om manieren te vinden om vertragingen tegen te gaan. Hoe dan ook, veroudering is een proces waar elk individu van een soort op een bepaalde leeftijd mee te maken krijgt.

 

Omdat fysiek ouder worden niet garandeert dat het

denkvermogen intact blijft, kan cognitieve en neuro-

biologische psychologie een waardevol perspectief

bieden. Deze discipline onderzoekt wat er nodig is

om ouderdomsgerelateerde cognitieve en neurolo-

gische aftakeling tegen te gaan. Neurologische

schade is namelijk een van de grootste oorzaken

van de afname van het cognitieve vermogen en het

verlies van levensjaren. Het cognitieve spectrum

begint met een normale ontwikkeling en loopt door

tot zware dementie dat extreem gestoorde cognitie

met zich meebrengt. Velen zullen echter en gelukkig tot hun dood cognitief relatief gespaard blijven.

 

Hoe zit dat met ons brein? Zeker is dat het brein gedurende het leven constant verandert.

Op neurochemisch vlak wijst veel onderzoek op een ophoping van de peptide β-amyloïde (Aβ ) als primaire gebeurtenis in neurodegeneratieve pathogenie. Die Aβ-ophoping wordt gezien als de eerste marker voor cognitieve aftakeling en als de eerste stap in de pathologie van Alzheimer. Deze vaststelling is weliswaar iets, maar dit komt eigenlijk bij iedereen voor die veroudert.

De tweede biomarker is het eiwit tau dat zich opstapelt binnen de hersencellen.

Beide markers zijn (in combinatie?) van belang.


In medische zin wordt er ook gekeken naar leeftijdgerelateerde ziektes als diabetes, kanker en alzheimer en het vroegtijdig een halt toe te roepen daarvan. Van belang zijn dan de  senescente cellen en de telomeren. Dat zijn de uiteinden van chromosomen die het erfelijk materiaal bij celdeling beschermen tegen bescha-diging.  Van die senescente cellen, ook wel ‘zombiecellen’ genoemd, krijgen we er naarmate we ouder wor-den steeds meer. En die veroorzaken ontstekingen en worden in verband gebracht met ouderdom-gerelateerde ziektes als kanker, hart- en vaatziekten en artritis. Er wordt onderzoek gedaan naar medicijnen die senescente cellen opruimen, de zogeheten senolytica. Het doel is efficiënte senolytica te ontwikkelen die heel gericht verouderde cellen aanpakken. En de resultaten zijn veelbelovend!  

En dan die korter worden­de telomeren, de bron van veroudering zelf. Uitgangspunt bij het onderzoek hier-naar is: wat voordelig is voor jonge mensen, kan nadelig zijn voor oudere mensen. Er wordt onderzocht hoe je die telomerase zo kunt reguleren dat je een anti-aging-effect krijgt zonder negatieve effecten.


En dan is er ook nog zoiets als het mtor-eiwitcomplex dat aan- of uitschakelt al naar gelang je veel of weinig calorieën binnenkrijgt. Dat werkt als volgt. Eet je meer dan nodig voor je energieproductie, dan schakelt mtor aan en gaat je lichaam die energie opslaan, als vet. Dat mechanisme is in onderzoeken naar veroudering bij muizen uitgeschakeld, zodat de vetverbranding doorgaat. Gebleken is dat ze dan minder vaak en later kanker krijgen.  


Doel van al die  onderzoeken is om bij iemand met een predispositie voor een bepaalde ziekte met een me-dicijn of vaccinatie in te grijpen voordat de ziekte zich aandient. Maar zover zijn we helaas nog niet.


Door betere behandelingen en een gezondere leefstijl kunnen we steeds ouder worden. Maar dat betekent ook dat we meer jaren ziek en krakkemikkig zullen zijn. Daardoor wordt de druk op de mantelzorg steeds groter. Vier miljoen Nederlanders zorgen ondertussen al voor een zieke, gehandicapte of een oudere in hun omgeving. Voor veel mantelzorgers valt dit zwaar, terwijl er door de vergrijzing steeds meer nodig zullen zijn. Dat wordt een enorm probleem. Verder betekent ouder worden afhankelijkheid en het omkeren van rollen tussen ouders en kinderen.

Op individueel niveau zijn dat geen dingen waar je over wilt nadenken. Toch is het verstandig op tijd aan te kaarten (bij jezelf of naar anderen) welke maatregelen er nodig zijn ‘als het zover is. "Zeg pap, als je ziek zou worden, wil je dan bij mij komen wonen of wil je naar een verzorgingstehuis?" Dat is een vraag die waar-schijnlijk niet snel ter sprake komt tijdens een gezellig  familiebezoek, maar die toch van belang is.

Praat in familieverband over wensen rondom ziekte en ouderdom, zo vindt ook de mantelzorgorganisatie Mezzo. Dergelijke gesprekken ‘over later’ hoeven niet zo formeel te gaan. Het gaat er vooral om dat je van elkaar weet wat eventueel zou kunnen en hoe iedereen er in staat. Taken verdelen hoeft nog niet direct, maar bespreek wel de opties. Een tip om een dergelijk gesprek aan te gaan is om een natuurlijk moment te kiezen, bijvoorbeeld als iemand in de naaste omgeving ziek is geworden. Dat kan een goede aanleiding zijn om een gesprek met je eigen familie te plannen. Doe het samen met andere familieleden of naasten. En het hoeft er zeker niet formeel aan toe te gaan of met handtekeningen onder een contract. Het gaat erom dat verwachtingen worden uitgesproken 




12 - Waarom is het zo lastig om een geneesmiddel voor Alzheimer te vinden?


Er wordt al decennialang onderzoek gedaan naar

Alzheimer. Maar er is nog altijd geen medicijn in de

maak – laat staan op de markt – dat Alzheimerpa-

tiënten kan genezen. Hoe kan dat?

In website-artikel 7 in deze reeks zeg ik als antwoord

op bovenstaande vraag: ‘De af en toe langs komen-

de veelbelovende onderzoeksresultaten richting

voorkoming of genezing van dementie moeten met

de nodige scepsis worden ontvangen. Al is het maar

vanwege de stapeling van ingewikkelde neurologi-

sche factoren, gecombineerd met veroudering.

Tezamen heeft dat namelijk invloed op het ontstaan

van deze ziekte. Met andere woorden: Gelet op de

oorzakelijke complexiteit van dementie zal een medi-

cijn gericht op één oorzaak nooit het verlossende antwoord kunnen zijn.’


De ziekte van Alzheimer is de meest voorkomende vorm van dementie. Volgens Alzheimer Nederland lijdt meer dan 70 procent van alle mensen met dementie aan de ziekte van Alzheimer. De symptomen van deze ziekte worden vaak in verband gebracht met ophopingen van eiwitten die op hersenscans zichtbaar zijn. Daarnaast ontstaan in de hersencellen van Alzheimerpatiënten vaak ook kluwen van tau-eiwitten die het transport van voedingsstoffen in de cel verstoren. Die  amyloïde-ophopingen en tau-kluwens zijn overduide-lijk terug te zien in de hersenen van Alzheimerpatiënten. Maar het is nog niet duidelijk welk mechanisme hier aan ten grondslag ligt en of die ophopingen en kluwens nu echt de oorzaak zijn van Alzheimer.  

Bijna iedereen kent tegenwoordig de ziekte van Alzheimer En de meesten van ons kennen ook wel iemand die eraan lijdt. Sinds een aantal decennia wordt er dan ook ontzettend veel geld en tijd gestopt in het onderzoek naar Alzheimer. Maar vooralsnog resulteert het na bijna 120 jaar nadat de ziekte voor het eerst gediagnosticeerd werd nog altijd niet in een geneesmiddel.


Het grootste probleem is dat we eigenlijk nog altijd niet weten wat er in het geval van de ziekte van Alzheimer nu precies mis gaat. Er worden op scans wel ophopingen gezien van amyloïde- of tau-eiwitten, maar wat de aanleiding daarvoor is, weten we niet.
Dat nog altijd niet goed wordt begrepen wat er nu precies misgaat als mensen Alzheimer ontwikkelen, heeft vooral te maken met het feit dat de ziekte de hersenen treft. En die kunnen we niet zo gemakkelijk onderzoeken. En lang konden we de ziekte alleen maar post mortem bestuderen, oftewel door de hersenen van overleden Alzheimerpatiënten te bekijken. Maar je ziet dan eigenlijk alleen het eindstadium van de ziekte.


Gelukkig is er sinds een aantal jaren nog een methode toegevoegd om Alzheimeronderzoek te doen, namelijk met behulp van celmodellen. Hierbij worden uit menselijke huidcellen stamcellen gemaakt die onderzoekers vervolgens uit laten groeien tot hersencellen. En in die cellen kunnen we dan dingen veran-deren om de onderliggende biologie van Alzheimer beter te begrijpen.

Dit onderzoek met celmodellen leunt sterk op andere, langlopende onderzoeken waarin mensen langdurig worden gevolgd en met enige regelmaat bloedonderzoek en cognitief onderzoek ondergaan. Dit soort studies opent de deur voor zogenoemde genome wide associate studies.  Hierin wordt het DNA van honderdduizen-den mensen die op een gegeven moment Alzheimer ontwikkelen, vergeleken met dat van honderdduizenden mensen die cognitief gezond blijven. Zo kunnen we systematische veranderingen die vaker in het DNA van Alzheimerpatiënten ontstaan, opsporen. Er zijn op deze manier al verschillende potentiële mutaties gevonden. Daarvoor geldt dat je weliswaar niet kunt zeggen dat mensen met deze mutaties sowieso Alzheimer krijgen, maar je kunt wel concluderen dat de mutaties gepaard gaan met een verhoogd risico op Alzheimer. En als we de functies van deze gemuteerde genen weten, kunnen we wellicht ook de mechanismen vinden die aan de ziekte van Alzheimer ten grondslag liggen. Celmodellen kunnen daar een sleutelrol in spelen.  En zo kunnen we achterhalen of – en zo ja, hoe – de mutaties bijdragen aan het ontstaan van het ziektebeeld.


Hoewel deze celmodellen veelbelovend zijn, hebben ze ook hun tekortkomingen. Allereerst is het een celmodel en dus geen 3D-structuur van het gehele brein. Een ander nadeel is dat het een jong model is: we zetten huidcellen in een paar weken om naar stamcellen die uitgroeien tot hersencellen. Dat maakt het model duidelijk minder representatief voor door Alzheimer getroffen hersencellen, omdat Alzheimer in feite een ouderdomsziekte is.
Maar toch zijn de onderzoekers die met dit model werken hoopvol. Een probleem is wel dat we van Alzheimer weten dat de ziekte vaak al jaren gaande is voordat patiënten klachten krijgen. Dus eigenlijk moeten we op zoek naar manieren om de ziekte eerder – vóór de degeneratie van cellen begint – te diagnosticeren.

Dus er blijft nog veel onzeker.

 

 


13 - Zonder problemen gezond oud worden gaat ons (nog) niet lukken!


Iedere sterveling wil dat, gezond oud worden. Maar ik heb het

al eerder gezegd: wij Nederlanders worden weliswaar steeds

ouder, maar ook de jaren met gebreken nemen evenredig toe.

Gezond oud worden is niet voor iedereen een reëel levenspers-

pectief.

Dat gekwakkel in onze laatste levensfase komt door een paar

oorzaken. Vreemd genoeg horen daar de steeds betere medi-

sche behandelmogelijkheden ook toe. Wij ouderen worden

daardoor weliswaar steeds meer jaren in leven gehouden, maar

of die toegenomen levensjaren ook kwalitatief goed zijn, is lang

niet zeker. Andere factoren die dat gekwakkel kunnen beïnvloe-

den zijn gewichtstoename en eenzaamheid.

 

Eerst die gewichtstoename.

In Amerika zijn twee op de drie volwassenen te dik. In 2050 heeft één op de drie Amerikanen diabetes. En Ne-derland gaat de VS hard achterna. Van Bodegom, hoogleraar Vitaliteit aan het Leids Universitair Medisch Centrum, zegt hierover:  Hart- en vaatziekten en (morbide) obesitas zijn verantwoordelijk voor vele (vroeg-tijdige) gebreken en overlijdens. En volgens Van Bodegom worden onze kwabben en ons kwakkelen niet zozeer veroorzaakt door onszelf, maar door de omgeving – een uitgestrekt luilekkerland dat volcontinu in bedrijf is.  

De babyboomgeneratie, geboren tussen 1945 en 1955, is volgens hem de ongezondste generatie die we ooit hebben voortgebracht. Die is opgevoed door ouders die de jaren ‘30 en de oorlog hebben meegemaakt. Zij hadden daarom als stelregel: je moet altijd je bord leegeten. Een gemiddelde Body Mass Index (BMI) is 18,6. Bij ouderen in Nederland is dat nu 26 à 27. Die generatie zucht onder overgewicht. Nederland vervet en versuikert. En de tijd van pappen en nathouden zou al lang voorbij moeten zijn.

Wat je als oudere sterveling zélf kunt doen om gewichtstoename tegen te gaan aan:

  • Koop kleinere bordjes en kleinere wijnglazen. Zo eet en drink je minder zonder dat je er erg in hebt.
  • Probeer beweging te integreren in de dingen die je toch al doet. Dus ga lopend in plaats van fietsend boodschappen doen.
  • Koop een fiets die lekker fietst en ga daarop naar je werk.
  • Maak een lunchwandeling en neem je eigen lunch mee.

Ook handig voor een gezond leven zijn de 3 V’s. De eerste is Verwijderen: haal de prikkels weg die je aanzetten tot dingen die je niet wilt doen. Dan Vervangen: zet op de plek van de koekjestrommel een schaal met appels. Vervolgens Voorbereiden: de supermarkt is een professionele verleider. Dus gebruik een van te voren opgesteld boodschappenlijstje.

 

En dan die eenzaamheid.

Daar heb ik al eerder aandacht aan besteed. Vaak is het maar net hoe je in elkaar steekt waardoor je er meer of minder last van hebt. En de meesten ervaren in hun leven wel eens een gevoel van eenzaamheid. Maar het gaat hier over existentiële eenzaamheid: alle mensen uit je sociale omgeving zijn weggevallen.

Amerikanen blijken aanzienlijk eenzamer te zijn dan hun Europese leeftijdsgenoten. In totaal nam de eenzaamheid in de VS tussen 2002 en 2020 enorm toe. Dat gebeurde trouwens ook in het Verenigd Koninkrijk en het Middellandse Zeegebied. En landen als het Verenigd Koninkrijk en Japan hebben zelfs ministers aangesteld om dit probleem aan te pakken.

Het eenzaamheidsprobleem als gevolg van sociaal isolement bestaat in Amerika ook in toenemende mate bij mensen van middelbare leeftijd. Oók weer meer dan in vergelijking met andere geïndustrialiseerde landen. Dat komt ook omdat Amerika nog individualistischer is en het gebruik van social media nog extremer. En de familiebanden zijn zwakker: mensen wonen vaker ver weg van familie en vrienden.

Al met al wordt eenzaamheid wereldwijd gezien als een groot probleem voor de volksgezondheid. Omdat het slecht is voor het immuunsysteem en het vergroot de kans op depressie, chronische ziekten en sterfte. We kunnen dat rustig een epidemie noemen, een uitbraak die zich snel verspreidt en veel mensen besmet. Hoewel eenzaamheid van alle tijden is, neemt het wereldwijd de laatste jaren op veel plekken fors toe.

 

Obesitas en eenzaamheid, het zijn dus forse bedreigingen. Ook en vooral in het leven van ouderen. Maar er is beleidsmatig nog veel meer aan de hand. Zo is het vandaag de dag nog  maar de vraag of  we straks nog naar een verpleeghuis kunnen, als we dat al zouden willen.  En met de huisvesting en zorg voor senioren is het ook treurig gesteld.

Na 2026 wordt het aantal verpleeghuisplekken bevroren. En dat beleid heeft dus grote gevolgen. Ook omdat de vraag naar plekken de komende vijftien jaar juist met 106.400 plekken omhoog gaat! Maar door het ‘thuisblijf-beleid’ komen er volgens de planning in diezelfde periode maar 30.500 verpleeghuisplekken bij.

Daarnaast moeten we ons als samenleving voorbereiden op een grote toename van ouderen in de ‘extramurale zorg’. Ik heb het dan vooral over dementerenden. Er moeten zorgplekken voor die mensen wor-den gebouwd en de personele bezetting moet erop worden aangepast. Maar dat gaat dus niet lukken. Vooral lokaal had dat allang voortvarend moeten worden opgepakt.

En dan de beschikbaarheid van voldoende verpleegkundig personeel.  Vorig jaar was er al een personeels-tekort van meer dan tienduizend mensen in de verplegings- en verzorgingsbranche! Over tien jaar is dat tekort volgens de meest recente prognoses meer dan vervijfvoudigd.

Alles bij elkaar geveegd staan we dus in Nederland voor een dijk van een opgave waar het gaat om de zorg voor ouderen. En het ernstige is dat we al decennia  lang weten dat die sterk toenemende vergrijzing eraan zit te komen. De komende vijftien jaar komen er meer dan honderdduizend ouderen bij en bijvoorbeeld bijna driekwart van die groep zal niet in een verpleeghuis terecht kunnen door een tekort  aan fysieke en financiële middelen.  

 

Nederland hobbelt al jaren beleidsmatig als een onnozele hals achter de feiten aan. We zijn heel goed in het organiseren van inspraakrondes en het produceren van onderzoeksrapporten, maar nu hebben we een minister en lokale bestuurders nodig die echt de leiding gaan nemen. Die na twee keer inspraak en niet weer een onderzoek zeggen: ‘deze kant gaan we op’! Alles beter dan het huidige pappen en nathouden…





Niet alle 80-plussers zitten vereenzaamd in een relaxstoel. En voor wie dat anders ervaart, is het troostend dat het niet al te lang meer zal duren" - Hedy d'Ancona

Als we het eens zijn met deze tweede stroming van wetenschappers dan dienen de af en toe langs komende veelbelovende onderzoeksresultaten richting voorkoming of genezing van dementie met de nodige scepsis te worden ontvangen. Al is het maar vanwege de stapeling van ingewikkelde neurologische factoren, gecom-bineerd met veroudering, wat tezamen invloed heeft op het ontstaan van deze ziekte. Met andere woorden: Gelet op de oorzakelijke complexiteit van dementie zal een medicijn, gericht op één oorzaak, nooit het verlossende antwoord kunnen zijn.

We gaan in Nederland richting de 300.000 alzheimerpatiënten. De kans dat iemand dement wordt, is één op vijf. Bij vrouwen zelfs één op drie. En, zoals eerder aangegeven, weten we recent dat er sprake is van een periode van twintig, dertig jaar voor de ziekte echt doorbreekt. Binnen die periode zou er nog kunnen worden ingegrepen. Daarna is dat niet meer zinvol. Een eerste diagnose bij een 80-plusser is dus helaas te laat. Het is daarom van groot belang de diagnose dementie zo vroeg mogelijk vast te stellen. Maar omdat dementie allerlei oorzaken kan hebben en aangezien de symptomen en ernst nogal kunnen variëren, is het best lastig om de eerste tekenen ervan te onderkennen. En daarnaast is er natuurlijk het mechanisme van wegkijken of ontkennen, zowel bij de persoon in kwestie als bij de omstanders. Maar als zich problemen gaan aandienen in relatie tot het korte termijn geheugen, abstract denken, kunnen focussen, visuele perceptie en communicatie, dan moeten de alarmbellen toch echt gaan rinkelen!