Mijmeringen 1 - 10

Mijmeringen 1 t/m 10

Melancholie 1

Optimisme 2

Het heerlijke niets-doen 3

Verdriet en faalangst  4

Muziek maakt ons gezonder, aardiger en stabieler 5

Momenten van geluk in een tevreden gemoed  6 

Een 'filosofisch mens' is nog geen filosoof  7 

Vanwaar die onrust, angst en somberte? 8  

Vermijden van nieuws en onvrede 9 

Vriendschappen 10.

"Je kunt schrijven zonder schrijver te zijn, zoals je kunt pianospelen zonder pianist te zijn" (Gerwin van der Werf).

Als je mij iets wil laten weten, dan kun je me mailen: h.v.veldhuijzen@gmail.com

Melancholie  1

Weer terug op mijn overwinterstek in Spanje voor het eerst na weken de accordeon gepakt. Dus even wennen. Een beetje rustig en zachtjes beginnen, want jeweet maar nooit hoe mede-kampeerders zullen reageren. Van de vaste klanten weet ik het wel. Die vinden het best gezellig als ik speel. En enkelen stel-len het zelfs zeer op prijs.

Er zitten nummers tussen die ik al heel lang op mijn  repertoire heb staan. Maar ook nieuwe, vaak wel af-komstig uit de ‘oude muziekdoos’. De meeste van die liedjes hebben doorgaans een melancholische ondertoon. Want daar houd ik van! En ik vraag me af wat dat is, die voorkeur voor melancholie. Niet alleen in de muziek, hoewel daarin dat gevoel wel z’n beste kans krijgt! Ik kan het er in mijn gulle muzi-kale buien met bakken van af laten druipen. Melancholie, het is echt een thema van mij!

Er zijn mensen die dergelijke muziek - en de wijze waarop ik er vaak nog een gevoelige schep bovenop gooi - niet zo  kunnen waarderen. Het lijkt alsof ze er niet zo goed mee om weten te gaan. ‘Ik word daar een beetje treurig van’, zeggen ze dan. Ik raak zo onderhand gewend aan dergelijke reacties, maar vroeger kon ik me daar echt over verbazen. Het kan mij niet melancholisch genoeg klinken! Ik denk dan: ‘Da’s toch mool en lekker?’

Dat ik zoiets best fijn vind en er nooit van in een depressie raak? Ik weet niet hoe dat zit bij mij...

Het gaat mij doorgaans wel om melodieën ‘van vroeger’. Zo ongeveer tot de jaren zeventig van de vorige eeuw. Die spreken me meer aan dan de huidige popmuziek. Als ik mensen met verstand van muziek in bijvoorbeeld 'De Wereld Draait Door' verlekkerd en vol bewondering ethousiast zag luisteren naar moder-ne bands, dan snapte ik daar vaak niets van. Zeker, technisch worden instrumenten goed bespeeld, maar de onsamenhangende 'herrie' en de vaak onverstaanbaar gezongen teksten zijn aan mij niet be-steed. Dat was in de songs van ‘weleer’ vaak toch anders.

Maar goed, terug naar de melancholie. Ik denk dat bij mij meespeelt dat ik het goede van het verleden wil vasthouden en in een doorlopende lijn wil verbinden met het mooie uit het heden. Net zoals ik zie dat mijn geleefde leven en wat ik nog voor de boeg heb een doorgaande eenheid vormen. Het lijkt er op – althans in de muziek – dat ik bij mijn inspiratie in het hier-en-nu graag terug grijp naar die prettig aanvoelende aspecten uit het verleden. Ik ontdek daarin ook steeds weer nieuwe dingen die me eerder niet zo opvielen maar nu nog steeds goed aanvoelen. En bij bepaalde melodieën heb ik sterke, fijne herinneringen aan gebeurtenissen uit het verleden. Dat kennen trouwens meer mensen. Bij mij gaat dat vaak gepaard met een overheersende emotie van weemoed over voorbije mooie, diepe, betekenisvolle gebeurtenissen of ervaringen. En ik krijg door muziek maken de kans die nostalgisch gekleurde gebeur-tenissen en ervaringen van weleer terug te halen of om er een soort van ode aan te brengen.

Wellicht is bij mij de hang naar melancholie ook het gevolg van zich voordoende maatschappelijke en fysieke veranderingen in de voorbije decennia. Die waardeer ik als 'ouder-wordende' niet altijd als een winst of een verworvenheid. Veel dingen overleven niet eens de tijd van één generatie, verliezen snel hun houdbaarheid of worden als betekenisloos uitgewist.

Tenslotte, die melancholie krijgt bij mij ook het volle pond bij het horen en spelen van de traditionele zigeunermuziek. Dat begon al toen ik een jochie van negen jaar was! En ’t is nooit meer weg gegaan.

Houden van melancholie of hang naar weemoed, het zal ook wel een karaktertrek zijn.

  • Herman

Optimisme  2

Optimisten leven langer en zijn gezonder, las ik in een krantenartikel. Da’s mooi, want ik hoor bij die club van positivo’s. Mensen die mij minder goed kennen, zullen misschien denken: Hoe kan dat nou, eerst die melan-cholie en nu dat optimisme. Kan dat wel in één persoon? Ja, kennelijk wel! Ik ben dikke maatjes met beide eigenschappen. Ik ervaar die helemaal niet als onverenigbaar. Trouwens, melancholie  is iets anders dan pessimisme. Optimisme en pessimisme zitten in je persoonlijkheid en uiten zich meer van binnen naar bui-ten. Terwijl melancholie volgens mij iets is waar je wel-iswaar gevoelig voor moet zijn, maar wat toch meer wordt opgeroepen door externe prikkels. Dus van buiten naar binnen.

Optimisme, zegt mijn krantenartikel verder, is een kwestie van attitude en dus te ontwikkelen. Een opti-mistische levenshouding is namelijk voor vijftig procent aangeboren, tien procent wordt veroorzaakt door omstandigheden. En nu komt ie, veertig procent is aan te leren! Dat geldt trouwens ook voor het ervaren van geluk: Veertig procent wordt bepaald door onze genen, omstandigheden dragen ook hier slechts voor tien procent bij aan geluk en de overige helft wordt bepaald door de keuzes die we maken. Interessant vind ik dat uit deze cijfers dus blijkt dat de invloed van omstandigheden op optimisme of geluk minder groot is dan we vaak denken. Slechts tien procent!

Wanneer ben je een optimist? Als ik naar mijzelf kijk, moet je vooral kunnen relativeren. Ook een flexibe-le geest helpt. En verder ben ik als optimist niet zozeer op zoek naar verheven idealen, maar wil ik wel ergens vol voor gaan. En als dat niet zo lukt, dan ga ik voor het best mogelijke. Als optimist zie ik ook altijd wel hebbelijke oplossingen voor problemen. Ofwel, ik kan tegenslagen - soms na wat getob - redelijk goed incasseren. En ik heb een goed ontwikkelde neus voor onvermoede alternatieven. 

Ook denk ik dat een optimistische levenshouding kan bijdragen aan het eerder ervaren van eigen geluk. Voorwaarde is dan wel dat je de mogelijkheid van keuzes bijtijds ziet aankomen en dat je die vervolgens niet zonder iets te doen voorbij laat gaan. Dus in voorkomende gevallen ook echt keuzes aangaan! Bij mij meestal ingegeven vanuit een soort van intuïtief gevoel. Doe maar. Of, doe maar niet. 

Optimisme heeft ook veel te maken met het inzicht dat je niet overal invloed op hebt of dat je je niet overal bij betrokken hoeft te voelen. Jezelf de vraag stellen wat ikzelf kan veranderen of verbeteren of aanvaarden dat je er geen invloed op hebt.  En in het verlengde hiervan bedenk ik me steeds vaker dat ik eigenlijk geen last meer wil hebben van problemen (van anderen) die ik niet zelf heb veroorzaakt.  Een dergelijke houding helpt mij ook om bewust stil te staan bij de dingen die wel goed gaan. En het draagt ook nog ’s bij aan het genieten van de mooie momenten en goede dingen die voorbij komen.

Dit alles sluit aan bij de vaststelling dat ik als ‘oudere’ in vergelijking met het aantal reeds geleefde jaren er steeds minder tegoed heb. Alleen daarom al wil ik vooral bezig zijn met leuke en positief-voelende dingen en minder energie steken in ellende of problemen waaraan ik toch niets kan doen. Dat zal gemakzuchtig of egoïstisch overkomen, maar een dergelijke houding geeft me wel in toenemende mate een hoop rust en ruimte!

En 't maakt het leven - in elk geval het mijne - zoveel leuker.

  • Herman

Het heerlijke niets-doen  3

Toen ik nog werkte, had ik altijd lijstjes. Die gaven aan hoe druk ik het had met van alles en nog wat. En als het aan die lijstjes lag, leek ik het alleen maar drukker te krijgen. Nu, als pensionado, heb ik nog steeds van die lijstjes. Die laten echter niet meer mijn drukte zien, maar dragen wel bij aan de overzichtelijkheid van mijn leven. Ook handig als geheugensteuntje. Want een ouder wordende mens wil zonder dergelijke hulpstukjes nog wel ’s wat te vergeten.

Wel of geen lijstjes, aan druk-druk-druk doe ik al lang niet meer. Aan lamballen des te meer. Gewoon onbenullig niks doen. Ongericht je gedachten laten gaan met het blikveld op oneindig. Vroeger had ik dat af en toe ook wel, maar dan kwam toch snel dat Calvinistische schuldgevoel op de proppen. Ook als kind was het eigenlijk verboden om verveeld gedrag te vertonen. ‘Doe op z’n minst iets nuttigs!’, werd er dan gezegd.  Ook de bijbel zegt ons: ‘Ledigheid is des duivels oorkussen’. Maar dergelijke godsdien-stige correcties hebben vandaag de dag nauwelijks nog zeggingskracht. Daarvoor in de plaats vinden we nu dat alles nieuw, spannend, verrassend en interessant moet zijn. Het alledaagse is saai, is de gangbare mening.

Ik denk echter dat al die huidige hooggeprezen druktemakerij als tegenhanger van saai voortkomt uit angst voor verveling. Daarom zijn we – geholpen door de vermaakindustrie – naarstig op zoek naar nieuwe kicks, verre reizen en de nieuwste kooktrends. Niemand mag zich vervelen. Iedereen zoekt voortdurend afwisseling. We zijn permanent op jacht naar nieuwe hoogtepunten. We leven van climax naar climax. 

Als ik deze laatste regels nog ’s teruglees en op me in laat werken, vind ik dat allemaal eigenlijk hoogst vermoeiend. Daarenboven, een enerverend leven is volgens mij nog wat anders dan een ‘vol’ leven. Zo’n vol leven heeft te maken met een intensief beleefd leven. En dat hoeft niet persé een druk of enerverend leven te zijn en dat kan best alledaags zijn. We moeten oppassen ons te veel te laten leiden door de – ook door de commercie ingegeven – welvaartsvraag of ons leven wel boeiend genoeg is. Vroeger kon je je terecht afvragen hoe te overleven. En nu – met veel luxe en trendy mogelijkheden onder handbereik – zijn we aangekomen bij: hoe we moeten leven? Die vraag alleen al…..

Juist als we alles ter beschikking hebben, lopen we het gevaar nergens meer door te worden geraakt. En daarmee ontgaat ons ook meer en meer de zin die wij aan het leven kunnen geven. Sterker nog, we gaan een dergelijke confronterende gedachte liever uit de weg. Vandaar die hang, die vlucht naar spanning en afwisseling. Ik pleit er daarom voor met een meer positieve blik te kijken naar een gedrag als verveling en het hebben van een alledaags leven. Want daar is niks mis mee. Maar wel op voorwaarde dat je jouw momenten van bezigzijn met zorg kiest en met toewijding invult.

Mijn leven is en was geen enerverende, spannende Hollywoodfilm. En ik ben al helemaal geen filmheld. Ook nooit geweest. En Ik wil ook geen neuroot zijn die zich een slag in de rondte zwoegt en van hot naar her rent om zijn dagelijkse plannetjes gedaan te krijgen. Ik heb daarnaast trouwens al mijn leven lang een aversie tegen al dat georganiseerde tijdverdrijf, geprofessionaliseerd in amusementsparken, kunst-markten en braderieën. Allemaal vooral bedoeld om onze tijd door te komen. Dát is pas erg! Bezig gehouden moeten worden door anderen.

Ik snap ook niks van al die pensionadocollega’s die rondkakelen dat ze het nog nooit zo druk hebben gehad als nu. Grote onzin natuurlijk! Want los van eventuele oppasafspraken of een leeftijdgenoot begeleiden naar een dokter of ziekenhuis moet er in zo'n pensionadoleven helemaal niks en mag er – desgewenst – veel. Je bewust zijn van dát idee is een regelrechte zegen! En het roept in geen enkel opzicht het gevoel bij me op met de afronding bezig te zijn van een verloren leven. In tegendeel, het leven is me nog nooit zo dierbaar geweest. En daar past dus ook zalig-niks-doen of verveling bij! Daar is niets gênants aan. In tegendeel. Ik hoef in mijn leven niet voor kunstmatige of opgefokte reuring te kiezen. Het is goed zo.

Wie steeds iets anders behoeft, is nooit waar hij wil zijn. Of, nog een andere gedachte: wat iemand innerlijk zou moeten bezighouden is bijvoorbeeld de vraag wie hij is. Met dit soort van gedachten wordt het leven pas echt de moeite waard! Oók in tijden van creatieve verveling. Ik kan wel amechtig vinden dat ik alles uit het leven moet halen, maar eigenlijk gaat het gewoon om het alledaagse en weinig enerverende leven. Hier en nu. Zo'n leven, waarin ik ook af en toe lekker mag lamballen.

  • Herman

Verdriet en faalangst  4

Waarom zijn mensen eigenlijk zo bang voor verdriet? Voor dat van zichzelf en van anderen? Hoe komt het toch dat als er iemand doodgaat, de mensen die op bezoek komen de naam van de gestorvene liever niet meer noemen? Waarom vragen we niet aan elkaar:‘hoe is het nou echt met je?’, of ‘denk je nog veel aan hem of haar?’, of ‘begint de pijn te dalen?’

Beter is het om verdriet juist vast te pakken en te durven voelen. Want dan kan het stromen en zachter worden. Verdriet, het maakt je minder oppervlakkig en het laat je beseffen wie en wat je echt belangrijk vindt. En juist in het verdriet zit de verbinding met anderen. Jouw verdriet laten zien, mobiliseert anderen.

Verdriet heb je om iets dat er niet meer is maar wel betekenis voor je had. En het kan diep in je zitten omdat het zo wezenlijk voor je is. Dus, duw het niet weg, maar sta erbij stil.


Door de huidige overtrokken maakbaarheidsgedachte - alles moet kunnen gaan zoals wij willen - vinden we het omgaan met verdriet moeilijk. Maar het leven is niet alleen maar leuk, het is ook een hoop gedoe en gezeik. En het is minder maakbaar dan we denken. Dus houd niet vast aan dergelijke ons aange-prate ideeën en laat aan jezelf en anderen zien dat je verdrietig bent. Want verdriet wordt een blok beton als je het te lang achter slot en grendel houdt. Je zit dan als ongelukkige opgesloten in jouw ikkige bunker. Verdriet is geen ziekte, maar volstrekt normaal. Er er niet met elkaar over durven of kunnen praten, dát maakt pas ziek. Dan gaat de wond etteren. Door afzondering en door ons te begraven in onszelf.

Falen. Ook zo’n heftige ervaring. De falende, kwetsbare en verlangende mens die eeuwig tekortschiet. Falen kan, net als verdriet, veel pijn doen. En dat stoppen we – net zoals bij verdriet – het liefste ver weg. Dat is jammer. Want falen doet wel pijn, maar je valt er niet mee samen. Jij bent niet jouw falen. Ook niet in de huidige samenleving die draait om uiterlijk en perfectie. Dat maakt het echter wel extra lastig, omdat falen altijd publiek nodig heeft. Eigenlijk kijk je als je faalt naar jezelf door de ogen van de ander. Daarnaast faal je altijd ten opzichte van iets of iemand. Falen is het niet beantwoorden aan een maatschappelijke norm of een persoonlijk doel. Je wilde iets zijn of iets bereiken en dat is je niet gelukt. En dat slaat vervolgens een deuk in je zelfbeeld. Bij falen hoort ook altijd de veronderstelling dat het helemaal of deels je eigen schuld is. Terwijl dat vaak niet zo is.

In dit verband even drie termen: faalmoed, faalangst en faalovermoed. Faalmoed staat tussen faalangst en faalovermoed. Als je faalangstig bent, kun je zo bang zijn dat je helemaal verlamd raakt. Hier tegen-over staat dat je faalovermoedig kunt zijn. Dan denkt je dat je alles zomaar kunt en verdwijnt eigenlijk alle reflectie. Bij faalmoed (dus tussen faalangst en faalovermoed) is er ruimte voor aarzeling en angst. De Deense filosoof/theoloog Kierkegaard zegt hierover: “Durven is even je evenwicht verliezen. Niet-durven is jezelf verliezen.” Anders gezegd: iets nieuws beginnen betekent altijd dat je even wankelt, maar daar moet je je niet door laten afschrikken.

Falen heeft ook veel te maken met kwetsbaarheid. Bij falen lijkt het alsof we gewoon niet weten hoe we om moeten gaan met de pijn die bij onze menselijke kwetsbaarheid komt kijken. Hoewel het bij beiden vaak gaat over domme pech ervaren we onze kwetsbaarheid vaak als een persoonlijk falen. En dat geldt zeker in onze huidige maakbare samenleving. We meten immers alles. Onze likes op Facebook, het aantal stappen dat we zetten, of we een geslaagd of gefaald slaapritme hebben. Het is een soort faalterreur, terwijl we in feite maar heel weinig zelf in de hand hebben. Er is in onze samenleving sprake van een gekke discrepantie: er wordt ons steeds verteld dat we onze verantwoordelijkheid moeten nemen, maar tegelijkertijd hebben we daarover heel weinig controle. En dat zorgt voor veel frustratie en wantrouwen. Volledige maakbaarheid in ons leven is echt een illusie.die onterecht de verlammende gedachte veronderstelt dat we alles in onze macht hebben. Maar er zit ruimte tussen jou en de rol die je speelt in jouw omgeving.

Terug naar het gevoel van falen betekent dit dat je enerzijds kunt accepteren dat falen iets pijnlijks over jezelf kan zeggen, maar dat je anderzijds weet dat je niet geheel met dat falen samenvalt.

We moeten beseffen dat wij mensen niet alles in de hand hebben en toch onze verantwoordelijkheid nemen. Met die dubbelheid om durven gaan vraagt moed.

  • Herman

Muziek maakt ons gezonder, aardiger en stabieler  5

Muziek maakt ons gezonder, aardiger en stabieler. Dat hoorde ik een tijdje terug in een tv-praatprogramma. Aanleiding was een boek dat was verschenen, ge-schreven door de bekende breinwetenschapper Erik Scherder. Het heet ‘Singing in the brain’. Grappig gevonden toch!

Muziek maken activeert de prefrontale cortex, zegt de professor. Ik weet niet precies waar onder mijn hersenpan die cortex zit, maar het blijkt bij veroudering een kwetsbaar hersenonderdeel te zijn. Muziek houdt dat goedje langer fit waardoor het geheugen scherper en het probleemoplossend vermogen beter op peil blijven. Het voorkomt veroudering niet, maar een beetje tegengas is nooit weg. Naast een paar door mij gebezigde goed-ouder-worden-gewoontes is dus ook mijn actieve muziekhobby een positieve activiteit! Ikke blij! Zo lang mogelijk blijven doorpingelen, Manus! Want, op mijn leeftijd nog steeds kunnen en willen musiceren is helemaal niet zo vanzelfsprekend. Er zijn zat – ook professionele - lieden die rond hun zeventigste allang zijn afgehaakt. Omdat ze er geen aardigheid meer in hebben of omdat de spieren en de hersenen niet meer willen zoals vroeger. Bij mijzelf blijft het ongemak beperkt tot een wat stijvige linker wijsvinger die af en toe ook nog eens ‘op slot’ lijkt te gaan. Heel gek. Ik ervaar dat echter als een te hebben kleinigheidje.

Maar goed, er worden dus de laatste jaren steeds meer neurowetenschappelijke ontdekkingen gedaan over de gunstige effecten van muziek. Scherder noemt onder andere dat mooie Amerikaanse onderzoek bij kinderen die muziekles krijgen en die van hun zesde tot negende werden gevolgd. Ze blijken over de hele linie beter te presteren. De hersenbalk, de verbinding tussen beide hersenhelften, is bij hen dikker geworden door het musiceren. Linker- en rechterhelft werken dus beter samen, wat hun brein flexibeler maakt. En nog meer goed nieuws: je hoeft niet eens goed te zijn in muziek. Als je maar muziek speelt, dat is al voldoende.

Ik heb  het altijd al zeer betreurd dat het muziekonderwijs is wegbezuinigd in Nederland. Maar nu weet ik het zeker, het moet terug als roostervak in de scholen! Muziek is verder ook heel goed voor je algehele ontwikkeling. En muziek raakt je. Het doet je verwonderen, verbazen, emotioneren, herinneren. Het verbindt je met anderen. En na de door Scherder genoemde hersenonderzoeken weten we nu: muziek grijpt in op de diepste structuren in het brein. We leren het eerder dan taal! Al in de buik van onze moeder veranderen onze ademhaling en hartslag zodra we daarbuiten muziek of gezang horen. Om het maar eens wetenschappelijk te formuleren: Muziek is een psycho-fysiologisch oermechanisme van de mens. Uit lichamelijk onderzoek is verder gebleken dat muziek onze hartslag verlaagt, de bloeddruk laat dalen, de spieren ontspant, pijn kan verlichten, de productie van stresshormonen afremt, ons makkelijker in slaap kan doen vallen en dat zelfs het immuunsysteem er beter door kan gaan functioneren. En wie veel naar muziek luistert, loopt minder kans ziek te worden. M’n liefje, wat wil je nog meer!

Er is niet slechts één plekje in de hersenen aan te wijzen waar muziek wordt verwerkt. Nee, het hele brein doet mee. Dat is nou juist het unieke van muziek, aldus Scherder. Zijn bij het luisteren naar muziek al aardig wat breingebieden tegelijkertijd actief, bij het spelen ervan nog meer. Dat komt omdat dan ook de motorische en visuele delen van het brein meedoen. Muziek maken is dus nog verrijkender voor de hersenen dan muziek luisteren. En bij ouderen die muziek luisteren of spelen, wordt de eerder genoem-de pre-frontale cortex alleen maar sterker. Dat levert onder meer op dat je  beter in staat bent een rem te zetten op de amygdala. Dat is een hersendeeltje dat als motor fungeert bij negatieve prikkels en angst-signalen in het brein. Veel muziek luisteren of spelen maakt je door die rem op de amygdala tot een aardiger, stabieler en positiever mens, beaamt Scherder.

Maar, ter geruststelling, ook mensen die weinig met muziek hebben kunnen best positief en aardig zijn hoor!

Hoewel er veel melodieën zijn die grote groepen mensen aanspreken, is muziek toch vooral iets heel persoonlijks. Dat heeft met allerlei zaken te maken. Bijvoorbeeld welke muziek je in je jeugd hoorde. Welke herinneringen je bij bepaalde muziek hebt. Of er innerlijke beelden in je opkomen bij het horen van bepaalde muziek. Dat roept op hun beurt dan weer emoties op. Al die effecten treden op als we muziek

beluisteren waar we van houden. Dat effect zien we soms ook bij patiënten met dementie die hun favoriete muziek terughoren. Mensen die zich niets meer lijken te herinneren, amper nog reageren en niet meer praten, veren ineens op wanneer ze een liedje uit hun jeugd horen.

Echt spannend vind ik Scherders onderzoekservaringen worden als hij zegt dat mensen kennelijk ook graag naar verdrietige muziek luisteren terwijl ze zelf niet verdrietig zijn. “Onderzoek toont aan dat we het fijn vinden af en toe lekker even mee te kunnen voelen met het verdriet dat we in de muziek horen. Niet omdat we graag verdrietig zijn, maar omdat het op meerdere manieren ‘belonend’ voelt. Bij verdrietige muziek verplaats je je in wat de componist voelde toen hij het stuk maakte. Je realiseert je dan weer hoe fijn het is dat je in staat bent intense emoties mee te voelen”, aldus Scherder. Anders gezegd, niemand vind het leuk om op de begrafenis van een geliefde heftig te huilen bij ‘Time to say goodbye’, maar het lucht wel lekker op! Droevige muziek maakt ons aldus Scherder niet alleen empathischer. Het stelt ons ook in staat fijne gevoelens als tederheid en verwondering te ervaren. En het geeft ruim baan aan nostalgie: muziekklanken doen ons terugdenken aan vroeger tijden toen we gelukkig waren of hele mooie dingen beleefden.

Kortom, ik ervaar veel herkenning bij de onderzoeksbevindingen van Scherder. 

  • Herman

Momenten van geluk in een tevreden gemoed  6 

Als je me  jaren terug zou vragen of ik gelukkig was, dan zou ik daar niet zo direct een antwoord op weten te geven. Trouwens, zo’n vraag zou me overvallen. Ik zou daar niet goed raad mee weten. Niet dat ik me ongeluk-kig voelde, maar ik kon niet de goede woorden vinden om er iets zinnigs over te zeggen. Wel raar eigenlijk! Iedereen streeft toch naar een gelukkig leven? Maar zelfs als ik daar toentertijd in een rustige sfeer een gesprek over wilde aangaan met anderen, dan leidde dat nooit tot een bevredigend resultaat.

Totdat ik in 2014 een boek van Frédérik Lenoir tegen kwam: “Handleiding voor een evenwichtige geest en een kalm gemoed”. En dat boek heeft als ondertitel: ‘Geluk is blijven verlangen naar wat je al hebt’. Dat is een uitspraak van kerkvader Aurelius Augustinus. En al lezende werden mij gedachten en woorden aangereikt over geluk en werd ik geholpen mijn eigen geluksmomenten te herkennen. Vanaf toen  kan ik ook beter het hoe en waarom van geluk onder woorden brengen. Een jaar daarop verscheen “The World Book of Happiness” van Leo Bormans. Dat boek is het resultaat van interviews die zijn afgenomen bij 100 ‘geluksprofessoren’ over de hele wereld. Geluksvoer om lekker op te kauwen.

Wat ik toen niet zo in de gaten had, is dat er wereldwijd een enorme ontwikkeling aan de gang is over geluk, ofwel happiness. Er verschijnen speciale tijdschriften over dit onderwerp en er is zelfs al een paar jaar sprake van een op geluk gerichte studierichting, genaamd 'positieve psychologie'. Dit alles en nog zo wat van die happinessfratsen zorgt er voor dat het op-zch interessante begrip ‘geluk’ op een merk-waardige wijze wordt geannexeerd – en daardoor gedevalueerd – door een modieuze happiness-industrie waar velen achteraan hollen.

Ik heb iets dergelijks in het verleden eerder meegemaakt. Aanvankelijk bijzonder interessante en waar-devolle gedachten en ideeën over menszijn en samenleving, die jaren later als tamelijk verwaterde ‘wijsheden’ worden gedebiteerd door lieden die ergens een klok hebben horen luiden maar nog steeds niet weten waar de klepel hangt. Doorgaans ook nog ‘s uit hun verband gerukt of verkeerd gebruikt. Afgevlakte hoor-mij-eens-interessant doenerij van en voor jan-en-alleman. Dat is jammer, want jan-en-alleman verdient beter...

Dus wijzer geworden, ben ik nu ook voorzichtiger om een goed gesprek te beginnen over een onderwerp als geluk. Want ik hoor en zie hoe met een dergelijk begrip aan de haal wordt gegaan. En als ik in een onbewaakt ogenblik laat weten dat ik meestal niet of lang niet altijd gelukkig ben, dan zie ik de ander meewarig denken: Er mankeert vast wat aan zijn leven en aan hemzelf; een niet geslaagd mens eigenlijk. In onze facebookwereld past een dergelijke genanceerde constatering niet. Iedereen behoort  het goed te doen in het leven en we maken alleen leuke dingen mee. Op sociale media worden we continu gecon-fronteerd met honderden posts van mensen die het Grote Geluk hebben getraceerd. En de laatste jaren is er een heuse geluksindustrie ontstaan. Naast de onwaarschijnlijke hoeveelheid zelfhulpboeken zijn er hordes bloggers en online-goeroes opgestaan die je via hun bijdragen op Instagram en YouTube willen leren happy, mindful en 'in het moment' te leven. Kortom, gelukkig-zijn is ook weer zo’n hype geworden. Gelukkig moet je zijn! Niet af en toe, maar voortdurend. En zij die daarin niet meekomen, dienen zich als een soort van sukkels gedeisd te houden, of moeten maar hulp gaan zoeken.

Allemaal onzin natuurlijk. Je kunt geluk helemaal niet afdwingen. En het leven is soms heel banaal. Beter is het om dat maar te accepteren. Dat zal de kans om geluk te ervaren veel groter maken. Trouwens, veel mensen zijn op zoek naar geluk, maar weten helemaal niet waar dat over moet gaan. Zo wordt geluk vaak verward met genot. Ze zeggen dan heel gelukkig te zijn, omdat ze een door iets anders of door anderen aangereikte of opgeroepen emotie krijgen gepresenteerd. Een als cadeautje aangereikte stem-ming die nogal 's vlotjes weer voorbij kan zijn.

Ook ik koppel geluk aan iets momentaans. Maar dan meer als een soort van ‘overvallen’ worden door een ogenblik van geluk dat ook weer ineens kan wegschieten. Verder nadenkend over geluk gaat het mij eigenlijk meer om een innerlijke gesteldheid, een manier van ‘in het leven zijn’. Ik gebruik daarom liever de term ‘tevredenheid’. In de betekenis van: vrede hebben met mijn leven. Een leven dat ik kan zien als resultaat van door mij ingevoerde of aangegane veranderingen, besluiten of keuzes. En waardoor ik ervaar dat ikzelf zin aan mijn leven kan geven. Een bewustzijn van algemene, blijvende tevredenheid in een betekenisvol bestaan, daar doel ik op.

Ter verduidelijk van het voorgaande gebruik ik vaak het volgende voorbeeld. Als ik in Spanje op mijn campingterras zat en het dal in keek richting de kustlijn, of als ik thuis op mijn balkon over het gras-plantsoen kijk, dan kan mij dat momenten van geluk bezorgen. Mijn besef in harmonie te zijn met mijn leefomgeving op mijn campingstek of thuis geeft mij een blijvend gevoel van tevredenheid. In het verlengde hiervan zou je ook kunnen zeggen dat het ervaren van geluksmomenten onderdeel uitmaakt van en extra betekenis geeft aan mijn bestaan. Een ‘er zijn’ dat in z’n algemeenheid gekenmerkt wordt door een tevreden gemoedsgesteldheid.

Dat is wat ik bij ‘nadenkers’ over geluk en tevredenheid helaas niet zo tegenkom en zelf wel als een belangrijke aanvulling ervaar: het gevoel in harmonie met mijn omgeving te zijn.

  • Herman

Een 'filosofisch mens' is nog geen filosoof  7

Ik doe deze bewering omdat mij nog wel ’s kwaliteiten worden toegedicht die zouden passen bij een recht-geaard filosoof. Ik meen te weten dat dit ten onrechte is. Ik hoef maar terug te denken aan mijn studie pedagogiek; het bijvak filosofie was echt niet aan mij besteed; veel te abstract, zo vond ik.

Er bestaan nogal wat misverstanden over filosofie. Ook ik had een veel te romantisch idee over die tak van weten-schap. En ik vrees dat veel mensen niet precies weten wat met filosofie wordt beoogd. Het gaat bij filosofie bij-voorbeeld niet primair over het verwerven van levens-wijsheid. Het beoefenen van filosofie leidt ook niet persé tot meer zelfinzicht. En het levert geen antwoord op de vraag hoe we een goed leven kunnen leven. Ook naden-ken over de zin van het leven is filosofisch gezien weinig zinvol. Wat weer iets anders is dan de vraag te stellen welke zin jij aan het leven kunt geven. Filosofie kan je ook helpen meer greep op de wereld te krijgen. En het leert je misschien om beter met twijfels om te gaan.

Wat ik door het bezig zijn met filosofie heb geleerd is om vragen te stellen over het bestaan. En om met anderen van gedachte te wisselen over onderwerpen als rechtvaardigheid, liefde, vrijheid. Maar dan wel met een open mind. Dus vooral proberen zoveel mogelijk (voor-)oordelen achterwege te laten en al vragend tot de kern van een onderwerp proberen te komen. Ook goed kunnen luisteren is daarbij van belang. Nou ja, als we kijken in hoeverre een aantal van de hier gebezigde eigenschappen op mij van toepassing zijn, vooruit, een beetje filosofisch ingesteld ben ik wel. Maar dat wil nog niet zeggen dat ik een filosoof ben.

Open filosofische gesprekken lukken maar zelden. Dat komt omdat we ons te gemakkelijk bedienen van standpunten van anderen. Je gaat dan al snel de mist in omdat je niet in staat bent zo’n ‘geleend’ stand-punt te onderbouwen. Ook gebruiken we vaak zogenaamde feiten die helemaal niet waar zijn of die niet op onderzoek zijn gestoeld. Verder gaan we nogal slordig om met begrippen. We stemmen in elk geval onvoldoende met elkaar af wat we bedoelen met in een discussie gebezigde begrippen. Dat werkt negatief; we praten dan langs elkaar heen. Begripsverheldering is een eerste vereiste. Wat betekenen de woorden? Je moet iets snappen voordat je het kunt beoordelen. Dus eerst de sleutelbegrippen definiëren en vervolgens naar elkaar afstemmen.

Maar filosofie is meer dan met elkaar communiceren over onderwerpen. Filosofen roepen vragen op die ons leven een extra dimensie kunnen geven. Om over ingewikkelde vragen goed te kunnen nadenken moet je echter wel voldoende breed zijn geïnformeerd. Oók in historische zin! En naarmate de samen-leving ingewikkelder in elkaar steekt wordt dat wel een steeds moeilijker klus. Filosofische problemen gaan over normatieve vragen en diepzinnige kwesties die in andere takken van wetenschap niet aan de orde komen. Filosofen moeten nadenken over wat wij menen te weten. Over onszelf, maar ook over de wereld. Filosofie richt zich op onze vermeende kennis over onderwerpen en stelt de vraag hoe gefundeerd die kennis eigenlijk is.

Nou, na dit lesje over wat filosofie wel en vooral niet is, kan ik hier wel zeggen dat filosofie mij duidelijk heeft gemaakt dat een goed leven gelijk staat aan een bevraagd en bewust leven. Maar ook dat moeten we niet overdrijven. Voortdurend zitten filosoferen is ook weer zo wat……

Op grond van het voorgaande moet ik wel kwijt er steeds meer moeite mee te hebben om me te mengen in van die gelegenheidsdiscussies tijdens feestjes en andere gezellig bedoelde happenings. Want daar wordt doorgaans, en helaas in toenemende mate, vooral geprobeerd om een ander - zonder ruimte voor echt debat - te overtuigen van de ‘eigen mening’. Nou ja, eigen mening..... Vaak is dat dan een opvatting, afkomstig uit een of ander socialmedia-bericht of gevoed vanuit (populistische) vooroordelen. En daar voelt (vooruit dan maar) ‘deze filosoof’ zich steeds minder prettig bij. Als mensen zich in discussies bedienen van ongefundeerde ‘napraat-meningen’ en er vooral op uit zijn mij te willen overtuigen van hun gelijk, haak ik dus al snel af. Daar heb ik eigenlijk niet zoveel zin meer in.

Soms heb ik echter de moed mensen er op te attenderen dat we in discussie met elkaar alleen maar verder komen als we het volgende voor ogen houden: ‘Luisteren is even belangrijk als spreken en het gaat vooral om het willen doorgronden van andermans bedoeling of opvatting en niet om het bestrijden daarvan.’ Dankbaar gejat van Claitry Polak die deze wijze woorden uitspreekt bij het begin van de tv-afleveringen van het Filosofische Kwintet. En ook zij heeft deze mooie gedachte niet van zichzelf...

  • Herman

Vanwaar die onrust, angst en somberte? 8  

We bedienen ons in discussies nogal 's van klakkeloos overgenomen meningen van anderen, doorgaans onheils-profeten. En dan zijn we er ook nog 's op uit - vaak best op een agressieve manier - anderen te overtuigen van ons gelijk. 

Er bestaat een door velen gedeeld beeld dat het er in de wereld, ook dicht bij huis, al een tijdje behoorlijk veront-rustend aan toe gaat. De wereld staat in brand, is de slogan die we steeds vaker horen. Dat staat dan voor de vaststelling dat de toestand – waar dan ook - buitengewoon zorgwekkend is. Maar zolang ik leef wordt me al gezegd dat we in razende tijden verkeren. Tijden zijn echter alleen maar hitsig als je je er door laat meeslepen. Toegegeven, we worden daarin aardig geholpen door het tot ons komende veelvuldige en aanhoudende ‘nieuws’. Dat gebeurt nu een tikkeltje anders dan zo’n 50 jaar terug. Toen niet zo overladen en om de haverklap. En ook nog niet geflankeerd door allerlei commentaarprogramma’s. G.B.J. Hilterman met 'De Toestand in de Wereld' op de radio, dat was het eigenlijk wel zo’n beetje. Maar nu volgen we massaal de tv-journaals die ons doen geloven dat de wereld er constant slecht voor te staan. Terwijl, objectief gezien, er de laatste decennia immens veel is verbeterd. Oók in ontwikkelingslanden.  

Maar ja, goed nieuws haalt zelden de media. De berichtgeving op journaals (het achtuurjournaal is doorgaans het best bekeken avondprogramma!) en in kranten is overwegend negatief. Op de lange duur geloven mensen niet meer dat verandering ten goede mogelijk is. We worden vooral geconfronteerd met de weinig vrolijkmakende berichtenstroom over vluchtelingen, smeltende ijskappen, opkomend populisme, boze boeren en gedonder tussen Rusland en Oekraïne

Dit alles wordt nog ’s versterkt doordat bijvoorbeeld in praatprogramma’s feiten steeds meer plaats maken voor opinies en commentaren en commentaren op commentaren. Dus naast een aanhoudende negatieve berichtgeving over ‘de toestand in de wereld’ worden ook nog ‘s feiten ingewisseld tegen commentaren en meningen. En zo maken we dan een tweede werkelijkheid. Vooral de rampscenario-achtige commentaren maken mensen onrustig. En het leidt tot een soort van vlucht- of vechtgedrag. Wegkijken of 'er-tegen-aan!'. 

Zeker, het is allemaal geen koek en ei om ons heen. Zo werd in het eerste World Inequality Report vastgesteld dat de ongelijkheid tussen rijke en arme mensen sinds 1980 alleen maar is toegenomen. En we worden steeds vaker en terecht gealarmeerd over zaken als klimaatverandering en het vluchtelingen-vraagstuk. Er doen zich dus wel degelijk onrustbarende  ontwikkelingen voor. En die zijn niet op een achternamiddag op te lossen. Maar dit zijn volgens mij toch niet de zaken die bij ons apocalyptische beelden van een wereld-in-de-fik oproepen. Nee, dan gaat het meer over irrationele dingen als terrorisme en misdaad waar veel mensen bang voor zijn. En dat niet alleen, het maakt ons ook somber! Terwijl we feitelijk bezien tegenwoordig langer, gelukkiger, veiliger en gezonder leven dan ooit tevoren in de wereld-geschiedenis! En de kans om vroegtijdig door geweld te overlijden is nu minimaal. Athans in West-Europa.

Maar deze feitelijke en positieve constateringen leggen het af tegen het beeld als zouden tegenwoordig terroristen, seriemoordenaars en dieven op de loer liggen om onschuldige burgers te grazen te nemen. Ook is er angst voor dreigende vreselijke rampen en enge ziektes. De wereld om ons heen is levens-gevaarlijk. Van die dingen…… Maar wie rationeel om zich heen kijkt, ziet dat het allemaal reuze meevalt.

Tenslotte, Ik denk dat die angsten, onrust, negatieve toekomstbeelden en dat gesomber van nu er ook zijn omdat we de laatste 75 jaren zelf niet meer gewend zijn aan extreem geweld. Als het dan toch een keer misgaat, jaagt dat mensen de stuipen op het lijf. En we roepen dan tegen elkaar dat de sociale orde op het punt staat in elkaar te storten. Maar, laten we ons er alsjeblieft van bewust zijn dat bijvoorbeeld terroristen tot nu toe amper in staat waren om een paar provincies in het Midden-Oosten te besturen. Terrorisme is het wapen van de machtelozen. Geen enkele ooit beruchte terreurbeweging heeft haar doelen behaald: de RAF, de IRA, de ETA en de Rode Brigades zijn allemaal gecapituleerd of verdwenen. De westerse wereld heeft die terreurbewegingen van zich af geschud. En de gedachte dat IS of soortgelijke organisaties een wezenlijke bedreiging zouden kunnen zijn voor onze westerse beschaving is onzinnig.

  • Herman

Vermijden van nieuws en onvrede

Er is veel te doen over nepnieuws. Maar het 'echte' nieuws is ook een groot probleem. Dat zoomt zo vaak in op incidenten en uitzonderlijke, negatieve gebeurtenis-sen dat we het idee krijgen dat die de regel zijn. Daardoor raakt ons wereldbeeld verwrongen. Steeds die voort-durende aandacht voor geweld en andere ellende zorgt er voor dat er een niet te onderschatten groep mensen ont-staat van ‘nieuwsmijders’. Hoe omvangrijk die groep is, is niet bekend, maar ik heb de indruk dat hun aantal toe-neemt. En dan heb ik het niet over degenen die nooit interesse in nieuws hebben gehad.

Nieuwsmijders zijn te onderscheiden in drie groepen. De eerste groep bestaat uit politiek bewuste burgers die bijvoorbeeld onlineberichten over en van Baudet en Wilders mijden. Zij willen niet met kliks en likes bijdragen aan nieuwshypes, noch aan het verdienmodel dat kleeft aan veelgelezen onlineverhalen. Deze mensen hebben er geen zin in om energie te verspillen aan al die onzinnige kort-door-de-bocht meningen. Want daar word je alleen maar naar van. Een tweede groep is maatschappelijk betrokken, maar wil haar gemoedsrust niet meer negatief laten beïnvloeden door de veelal zorgelijke berichtgeving in media. Dit zijn vaak hoogopgeleide, witte mensen die radicaal positief in het leven staan. Deze groep wil alleen over gebeurtenissen in de wereld lezen als het een constructief verhaal is. En waarin naast de feiten ook context wordt gegeven en een perspectief wordt geschetst. Bij deze groep voel ik me wel thuis. De derde groep is zo gedesillusioneerd geraakt door alle ellende in de wereld dat 't heeft besloten niet of nauwelijks nieuws meer te consumeren. Ze willen geen deprimerende of kwade gevoelens meer krijgen. Er zijn interessantere dingen te doen in het leven, zo vindt deze groep nieuwsmijders. En ik bemerk dat ik steeds vaker de neiging heb om op te schuiven naar deze groep van nieuwsmijders...

Maar naast deze drie groepen van nieuwsmijders blijven er nog heel veel mensen over die behoren tot de ‘actieve’ ontevredenen. En een deel daarvan is terecht ontevreden, gelet op hun te beperkte mogelijk-heden om op eigen kracht iets van het leven te kunnen maken. Er zijn echter ook mensen die ontevreden zijn puur vanuit angst en kortzichtigheid en die maar al te graag mee willen huilen met de boze wolven in het nieuwsbos. Die volgen wel  nieuws. Maar dan behoorlijk  gefilterd en extra gelardeerd met subjectieve meningen van verongelijkte en strijdlustige opiniemakers. Het zijn rechtse lieden met een bloedhekel aan mensen ter linker zijde. Terwijl links al weer een tijd zich koest houdt en op de politieke reservebank zit.  De ontevredenen bedienen zich van stellingnamen en van een taalgebruik zonder ruimte voor een open discussie. Het zijn de navolgers van Pim Fortuyn die begin deze eeuw waarschuwde dat het in Nederland en in Europa vijf voor twaalf is. Hij was ook degene die de aanduiding ‘dit land’ introduceerde. “Dit land is het zat”, zei hij dan. En er bestaat een reclamespotje van Jantje Beton waarin een knulletje van een jaar of zes vindt dat ie op school te veel dingen moet doen waar hij helemaal geen zin 'aan' heeft. En ook hij roept in dat spotje: "ik ben het zat". Zover is ’t dus gekomen…..

We zijn na 20 jaar weinig opgeschoten, vinden onze Fortuyn-opvolgers Wilders en Baudet. Dit land is volgens deze mannen nog steeds ziek, verrot, kapot of bijna kapot. We moeten nog steeds worden gered. We gaan er nog steeds aan. Behalve als we ons lot in hun handen leggen. Want de Fortuyn-epigonen signaleren niet alleen het naderend onheil, maar ze hebben ook rigoureuze oplossingen om dat te voor-komen. De ontevredenen lopen ondertussen massaal  achter deze eigentijdse onheilsprofeten en wonder-dokters aan. Want ze zijn het nog steeds zat: de islam, de Marokkanen, de immigratie, de elite, Europa, de euro, het wereldcomplot tegen ons, de omvolking, homeopathische cultuurverdunning en klimaat-waanzin en -onzin. Van die dingen. En dit potentiële stemvolk loopt te hoop tegen het beeld dat je tegenwoordig niets meer mag zeggen of vinden in dit land En je mag niet meer roken en drinken, geen vlees meer eten en we mogen ons niet meer zwart schminken.

Dit soort van onvrede-gevoelens wordt dankbaar aangewakkerd door de huidige spraakmakende doem-denkers en onheilsprofeten. En zij zaaien in een goede voedingsbodem! Want de Verlichting mag ons dan onnoemelijke vooruitgang gebracht hebben, maar cognitief zijn we in veel opzichten nog steeds holbewo-ners, zo stelt psycholoog Pinker. We zijn voorgeprogrammeerd om vooral op negatieve en gevaarlijke ontwikkelingen te letten. Dat komt door evolutionaire selectie: blije en zorgeloze apen werden opgegeten, gestreste apen die achter elke boom een leeuw vermoedden, overleefden en konden zich voortplanten. Zo werkt dat dus ongeveer. 

Dat onze wereld objectief gezien redelijk veilig is, dringt dus niet goed door. Terwijl ongelukken, misdaden en aanslagen ons bovenmatig raken. Dus het is dikke winst voor onheilsprofeten; al meer dan twee decenia kondigen ze de ondergang  van de Europese en Nederlandse beschaving aan. En Baudet is de zoveelste profeet in een lange reeks als hij roept dat Europa bureaucratisch, slap en decadent is. Een verenigd Europa is niks en zal ook nooit wat worden. Onheilsprofetie, het heeft een sterke selffulfilling kwaliteit. Hoe harder je de ondergang voorspelt, hoe dichterbij zij komt. De onheilsprofeten beleven ondertussen gouden tijden en krijgt aandacht in overvloed. De boodschap dat het slecht met ons afloopt is aantrekkelijk. Veel interessanter dan die waarin alles zo’n beetje z’n gangetje blijft gaan. Over dat laatste ben je immers snel uitgepraat. Pessimisme wordt als realistisch gezien en optimisme als naïeve luchtfietserij. En met onheilsprofeten in discussie gaan is lastig. Bewijs maar eens dat de toekomst geen catastrofe wordt.

En dus beweegt het midden een beetje met de onvrede mee naar rechts.

En dat is minstens zo zorgwekkend!

  • Herman

Vriendschappen 10

Jan Greshoff, dichter en letterkundige (1888-1971), heeft eens gezegd: ‘Vele vrienden maken de vriendschap dun’. Toen ik ‘al’ mijn vrienden nog had, vond ik het af toe best een hele klus om in de mij beschikbare tijd aan die vriendschappen voldoende aandacht te besteden. En dat waren er toen ‘maar’ een stuk of vier. Ik begrijp dan ook niet hoe sommige mensen het voor elkaar krijgen een hele bus vol vriendschappen attent en intensief te onder-houden. Ik vraag me bij zo’n groot aantal vrienden dan ook af  hoe betekenisvol en dichtbij die kunnen zijn. Door- gaans gaat het dan meer over ‘vrinden’. Mensen die deel uitmaken van je sociale netwerk. En die netwerken lijken steeds groter en talrijker te worden. Veel vrienden hebben wordt dan een manier om ervoor te zorgen dat je niet te afhankelijk wordt van elkaar. Wat je bij de een niet krijgt, heeft de ander misschien. Het hebben van veel vrienden kan ook gemakkelijk als je vriendschap opvat als het hebben van gezelschap. Vrienden kom je dan tegen in de kroeg of bij een club.

Een andere, minder oppervlakkige opvatting is dat je vriendschappen moet verdienen. Dat wil zeggen dat je soms belangeloos moet investeren in emotionele uitwisseling in het kader van aandacht geven en aan-dacht krijgen. Da’s nog niet zo eenvoudig. Een kenmerk van vriendschap is namelijk dat je niet altijd en direct iets terug hoeft te krijgen voor iets. En al helemaal niet dat je elkaar geeft ‘met een touwtje’, ofwel dat aan een geef-actie de verwachting vastzit dat je er (vooropgezet) iets voor terug ontvangt. Maar door de bank genomen is het wel goed als dat geven en krijgen in evenwicht is. En het elkaar opzoeken, met elkaar in contact zijn, moet je graag willen en moet geen verplichting zijn of worden. Kenmerkend voor vriendschap is verder dat het over ‘echtheid’ gaat. Echte vriendschap betekent bijvoorbeeld ook dat je durft te zeggen dat de ander niet goed bezig is. Of, "fijn dat je er bent, dat ik je kan ontmoeten, dat we elkaar in evenwaardigheid verdere betekenis geven en dat we naar elkaar betekenisvolle levenszaken toevoegen". Vriendschap geeft je zodoende een anker.

Of dat allemaal een leven lang van waarde blijft is niet vanzelfsprekend. Als je het leven opgedeeld ziet in verschillende fasen dan kunnen vriendschappen in een bepaalde fase van betekenis zijn, maar niet meer werken als je in een andere fase belandt. Ik heb dat niet zo, maar ik snap wel dat het zo kan werken. Volgens mij is het leven één geheel. En vanuit die notie heb ik dus langdurige vriendschappen (gehad). Het is ook mogelijk dat vrienden een zodanig verschillende ontwikkeling doormaken dat ze uit elkaar groeien. Dat geldt trouwens ook voor liefdesrelaties. Een dergelijk uit-elkaar-groei-proces is niet altijd makkelijk en tijdig te onderkennen. Totdat…. en dan is het vaak eigenlijk al te laat. Het aantal alleen-gaanden en echtscheidingen illustreert in elk geval dat we steeds minder goed in staat zijn om relaties langdurig in stand te houden. Onderzoek wijst verder uit dat mensen onder de 35 meer en meer ver-langen naar een vorm van erkenning. Zij streven naar zelfinzicht, zoeken naar wat wezenlijk is in het leven en willen daarom ook een authentiek en geen oppervlakkig contact. Ik vind alleen al door deze bevindingen dat het beeld van de ‘nikserige’ jeugd in positieve zin zou moeten worden bijgesteld. Zeker als bij de generatie ook het besef doordringt dat het niet vanzelfsprekend is om een relatie te beginnen of te hebben. Maar het is tegelijkertijd ook de generatie die onvoldoende heeft geleerd compromissen te slui-ten. Dat betekent dat na een probleem in de relatie nogal gemakkelijk naar een ander toe gegaan wordt. Onlangs las ik dat de dertigers van nu net zo makkelijk van relatie veranderen als van hun baan….En een dergelijke houding heeft dus ook een negatief effect op de stabiliteit van vriendschappen. Elk menselijk gedragsverschijnsel heeft dus altijd twee kanten, noteer ik wijs. Tenslotte, gemiddeld hebben mensen drie tot vier goede vrienden die ze al zo’n zestien jaar kennen. Veel mensen van tegenwoordig hebben tegelijkertijd het gevoel dat sociale contacten oppervlakkiger worden en dat ze steeds minder aan elkaar hebben.

Hoe het ook zij…. vergeet vooral niet vriendschap te sluiten met jezelf!

  • Herman