Mijmeringen 41-50

Mijmeringen 41 t/m 50

- Welke invloeden zijn er om geluk te ervaren? 41

- Waarheid in de mangel 42

- Positivist die de werkelijkheid ontkent 43

- Verdriet en faalangst 44


- Tijd, wat is dat eigenlijk? 45


- Regie voeren over je eigen situatie in barre tijden 46


- Ledigheid is des duivels oorkussen 47


- Wat ga je doen vandaag! 48


- Verbinden, toen en nu 49


- De opkomst van astrologie 50



"Je kunt schrijven zonder schrijver te zijn, zoals je kunt pianospelen zonder pianist te zijn" (Gerwin van der Werf).



Als je mij iets wil laten weten, dan kun je me mailen: h.v.veldhuijzen@gmail.com


Welke invloeden zijn er om geluk te ervaren? 41


Er zijn wat betreft geluk verschillen in hoe vaak en hoe intens. De positieve psychologie, een relatief jonge stroming in de psychologie, legt in onderzoeken naar geluk de nadruk op veerkracht en op positief denken. Je kunt je bijvoorbeeld trainen om het glas halfvol te zien in plaats van halfleeg. Cognitieve reframing noemen we dat. In ons geval dus: je zegeningen tellen. Maar ook heeft positief denken te maken met bewust stilstaan bij je welbevinden: ‘Hoe voel ik me eigenlijk?’ Of jezelf gelukkiger dénken voor iedereen het gewenste effect oplevert is echter de vraag. Volgens mij kun je naast positief denken beter positieve acties uitvoeren. Want anders doen leidt bijna automatisch tot anders voelen en denken.







 











Muziek kan mij óók geluksmomenten bezorgen. Als ik ernaar luister en als ik zelf muziek maak. En dat geldt niet alleen voor mij. Er blijkt een aantoonbaar verband te bestaan tussen geluk en muziek. We weten dat muziek een ‘taal van emoties’ is. Ze drukt onze innerlijke roerselen uit, ze vertelt verhalen over ons zielenleven. Onderzoek zelf ook maar ‘s wat er met jou gebeurt als je naar muziek luistert. In elk geval kan het je helpen de ‘dissonanten’ in je leven en in je gemoed te temperen.

Arthur Schopenhauer heeft ooit gezegd dat een componist het diepste wezen van de wereld openbaart en dat hij de diepste wijsheid uitspreekt in een taal die de rede niet kan verstaan. Schopenhauer: ‘Muziek heeft geen verwijzing, maar wel gedachte-inhoud, die bestaat uit mythen en fantasiebeelden. Net als bij beelden-de kunst, dans, poëzie’.


Muziek is ook een weergave van ideeën, van abstracte verhoudingen tussen snel en langzaam, hoog en laag, hard en zacht. In het Wohltemperierte Klavier laat Bach de geestelijke wendbaarheid zien die nodig is om een onverstoorbare gemoedsrust te kunnen handhaven op de moeilijke momenten van je leven. Daar heb je wel een vorm van muzikaliteit voor nodig. Maar daarover beschikken meer mensen dan ze zelf in de gaten hebben. Het is een vermogen om – en nu wordt het helaas wat muziek-technisch – vermeerderingen en verminderingen en zelfs om het gebrek aan structuur van chromatische passages uit te houden. Ook dan is het wonderlijk om er “muziek” in te blijven horen. In de filosofie heet dat meesterschap, deugd, aretè in het Grieks. Het vermogen op je gemak te zijn met je ongemak.  Dat is mooi, dat muziek mij kan leren op mijn gemak te zijn. Los van mijn (tijdelijke) ongemak.

 

En tenslotte kun je zeggen dat geluk ook te maken heeft met je levensfase. Geluk krijgt meer kans als we ouder worden. Als we onze levensloop langs gaan dan zie we dat we tot ons 25-ste pakweg 30-ste, relatief zorgeloos rondfladderen. Maar daarna wordt het menens in ons leven: je hebt een partner en een job gekozen en een hypotheek afgesloten. Daar zit je aardig aan vast en het slokt al jouw energie en aandacht op. En gemiddeld worden we pas in de nadagen van ons leven weer gelukkiger. De hypotheek is afbetaald en met een beetje mazzel ben je nog steeds bij die partner van toen. De kinderen zijn het huis uit en de carrière zit in een rustiger vaarwater richting een mooi pensioen. In die zogenaamde derde levensfase gaat de gelukscurve dus geleidelijk weer omhoog. Zeker als ook de maatschappelijke omstandigheden meewerken. En dat geldt voor de meesten. We zijn sinds de jaren ‘70 geleidelijk aan gelukkiger geworden als gevolg van een grotere welvaart, een betere gezondheid en meer keuzevrijheid. Maar ja, het kan niet altijd feest blijven in ons leven: een paar jaar voor onze dood beginnen we doorgaans behoorlijk af te takelen. En afhankelijk van de snelheid van die aftakeling - geleidelijk aan of naar beneden stortend - gaat onze  gelukscurve langzaam of snel naar beneden.


  • Herman


 


Waarheid is het in overeenstemming zijn met de werkelijkheid. Maar in het dagelijks taalgebruik wordt waarheid vooral gelijkgesteld aan overtuigingen, uitspraken en theorieën. Helaas beseft niet iedereen dat waarheid de belangrijkste stabiliserende factor is in het menselijk bestaan. Uiteindelijk kunnen we niet zonder een gemeenschappelijk idee ervan. Dit beseffend, is het slordig omgaan met de waarheid zeer verontrustend. Als recent voorbeeld geldt het beeld dat Poetin ons voorschotelt over de historische verbondenheid tussen de Ukraine en Rusland. Althans, volgens zijn waarheid die de waarheid niet is.

Maar, vermanende vingers kunnen we ook opsteken naar onszelf. Want ook ‘bij ons’ gaat vandaag de dag de waarheid als opvatting nogal eens vooraf aan de onderbouwing ervan. En steeds vaker laten we ook die onderbouwing maar achterwege. Als een stelletje vooringenomen ‘waarheidshebbers’ ontnemen we zo doende onszelf en anderen het zicht op de werkelijkheid. We kiezen uit een wolk aan beschikbare informatie zelf welke feiten wel en niet mogen meedoen. En voor zover mensen nog een boodschap hebben aan de wetenschap willen ze dat die vooral een instrument wordt voor hun eigen gelijk.

Dat geldt ook voor feiten. Die gebruiken we alleen als het ons uitkomt. En zelfs dat steeds minder. Het gaat meer om meningen en minder om feiten. ‘Want feiten zijn ook maar meningen’.  Ooit grotere flauwekul tegengekomen?! Het wordt zodoende voor iedereen heel moeilijk om het verschil te bepalen tussen feiten die waar zijn en ‘feiten’ die dat niet zijn. En de technologie helpt ons wat dit betreft met royale hand en heeft het heel makkelijk gemaakt om dergelijke opvattingen met hoge snelheid en veel bereik de ronde te laten doen. ‘De waarheid, die is dood en wij hebben haar vermoord’, om het op z’n Nietzscheaans samen te vatten. Vandaag de dag kennen geruchten en leugens een net zo brede verspreiding als keiharde feiten. En soms nóg breder, omdat ze wilder dan de werkelijkheid zijn en opwindender om te delen. En als er nog ruimte is voor een wetenschappelijke onderbouwing, dan komt die uit een verdachte selectieve hoek. Zoals bij corona- en klimaatontkenners het geval was. Die kwamen met een of andere wetenschapper aanzetten die, tegen de wetenschappelijke consensus in, wél wist hoe het zat. In de decennia na de tweede wereldoorlog werd zelden publiekelijk getwijfeld aan de autoriteit van de wetenschap, maar dat is binnen één generatie totaal veranderd.

Ik heb daarom al een tijdje terug met mijzelf afgesproken discussies zoveel mogelijk  uit de weg te gaan. Vooral omdat ik constateer dat er doorgaans weinig ruimte meer is voor nuancering. En nuance is het gereedschap om de waarheid te vinden. Natuurlijk weet ik ook wel dat de wereld ook zonder mijn discussie-inbreng wel zal doordraaien, maar toch is de reden van mijn zo-even meegedeelde afspraak tamelijk treurig. Want waarheidsvinding is zeer geholpen bij nuancering. Nuance betekent volgens Van Dale: tint, schakering of fijne onderscheiding. Maar door het meer geïnteresseerd zijn in venijn, ruzie en zwart-wit, worden goed onderbouwde en genuanceerde verhalen een zeldzaamheid. ‘Ook op t.v. en internet is er nog nauwelijks ruimte voor nuance’, vindt ook cabaretière Claudia de Breij. Opvallend in dit verband is overigens dat mensen tegenwoordig iets ‘ongenuanceerd’ vinden als ze bedoelen dat iets nogal bot en eenzijdig geformuleerd wordt. Of gewoon omdat ze het er niet mee eens zijn, maar geen zin hebben in ruzie. ‘Ik vind jouw visie op zwarte Piet nogal ongenuanceerd’ is dan een handige manier om een discussie uit de weg te gaan en om ook nog de schijn op te houden de wijste te zijn.

Ik kan er van schrikken hoe hard we elkaar de maat nemen en hoe onaangenaam onze leefwereld daardoor wordt. Pleiten voor nuance, de wereld wordt er misschien vanzelf weer wat gezelliger door.

  • Herman

Positivist die de werkelijkheid ontkent  43

Ik noem mijzelf een optimist. Hierbij passende eigenschap-pen zijn: kunnen relativeren, ergens voor willen gaan, altijd wel oplossingen of alternatieven zien. Een optimist is positief ingesteld en heeft oog voor de zonnige kant van het leven. Soms ook wat argeloos. Hij ziet vaak kansen lig-gen en vertrouwt doorgaans op een goede afloop. Maar hij vindt en weet tegelijkertijd dat niet alles in het leven zonnig is. De werkelijkheid is ook kwetsbaar. En ongewenste, nare emoties maken ook onderdeel uit van het leven.

Dus ja, ik ben een optimist. Maar geen doorgeslagen positivist. Ik doe niet blij als ik een slechte dag heb. En ik weet ook dat je niet ver komt met alleen maar hopen op het beste of uitgaan van het goede der dingen.

Ik moet zélf handelen en eigen keuzes maken. En ik dien aandacht te hebben voor de keerzijde. Het slechte, dat op de loer kan liggen. Dus ik ben wel een optimist, maar geen ‘toxic positivo’. Een term die psychologen gebruiken voor mensen die een blind geloof hebben in het goede zonder dat ze daar een objectieve reden voor hebben. Voor overdreven positivisten zijn moeilijkheden kansen, zwaktes uitdagingen en werkloosheid iets ‘tussen twee banen in’. Mensen met zo’n instelling laten zich makkelijk meeslepen door esoterische boeken met als hoofdgedachte: ‘wat je uitstraalt is wat je krijgt’, of ‘ook in duidelijk negatieve situaties vind je altijd wel iets positiefs’. Omdat toxic-positivo’s alleen het positieve willen zien, geloven zij vooral in illusies.

Maar zij lossen met dit alles geen problemen op. En ze helpen de ander (en zichzelf) niet met een derge-lijke instelling. ‘Hou gewoon op met boos worden, je moet positief denken’. Of, ‘niet alles is zo erg’, of ‘jouw problemen zijn niets vergeleken met ...’, of ‘denk aan het goede’ . Allemaal goedbedoelde raadgevingen. Maar goedbedoeld is nog niet altijd goed. Integendeel, zo’n doorgeslagen positieve instelling laat weinig ruimte voor mededogen, ofwel voor het serieus nemen van mijn moeilijke, nare gevoelens. Een toxic-positivist gaat er immers van uit dat ik die angst en dat verdriet mijzelf aandoe, omdat ik er niet hard genoeg aan werkt om me níét zo te voelen. Maar het resultaat van een dergelijke zogenaamd helpende houding is dat ik me niet begrepen voel. Mijn problemen worden alleen maar gebagatelliseerd, zo vind ik. En ik blijf achter met een teleurgesteld en verdrietig gevoel. Een betere reactie is bijvoorbeeld: ‘Wat naar voor je dat je je zo voelt.’ Of ‘Hoe kan ik je helpen?’ Wees nieuwsgierig, begripvol en stel vragen. Probeer te begrijpen waar diegene doorheen gaat, zodat je het grotere plaatje kunt laten zien en probeer bij dit alles empathie en compassie te tonen.

Ik heb geen hekel aan sociale media, maar ik ben wel tegen websites die zich met een dergelijke toxic-benadering bemoeien met mijn mentale gezondheid en mij voorhouden dat ik er beter aan doe maar te stoppen met dat negatieve denken. Dergelijke accounts vegen welzijn en mentale gezondheid op dezelfde onzinnige hoop. En met woorden als ‘proces’, ‘helen’ en ‘geloven’ moeten we met een positief instelling er aan werken net zo gelukkig te worden als al die andere positieve wegkijkers. Als we maar de juiste stappen zetten, komt alles goed. Boeken, congressen, coaches, therapeuten en zelfhulpgoeroes promoten dat dit soort positiviteit dé sleutel is tot geluk, gezondheid en een lang en mooi leven. Ze zeggen me dat je In alles een voordeel kunt vinden en er rust eigenlijk een verbod op het toelaten van zogenaamde negatieve emo-ties zoals woede, verdriet, angst.

Er is niets mis met positiviteit, maar dat moeten we niet op een eenzijdige manier overdrijven. Want dat doet meer kwaad dan goed. Giftige positiviteit is geforceerde hallelujah die ons geen steek verder helpt. Het maakt misbruik van onze angst om met negativiteit te moeten omgaan. Terwijl juist het kunnen en willen zien van zowel het goede als van het slechte positief is. Het is een teken van balans. De idee dat een positieve mindset de oplossing is voor al je problemen en dat negatieve emoties slecht, zwak en ongewenst zijn, is beangstigend en zelfs gevaarlijk. Het is niet waar dat mensen die positief denken ook altijd positieve resultaten bereiken en een betere gezondheid hebben.

In plaats van vooral te willen streven naar positieve ervaringen met geluk als de ultieme beloning, is het beter om prioriteiten te stellen die belangrijk voor jou zijn.  En ga vervolgens een manier vinden om daarbij uit te komen. Dus handelen volgens jouw eigen waarden en mogelijkheden. Dat alles betekent dus niet dat je je altijd goed, positief en gellukkig hoeft te voelen, maar het sluit wel aan bij wie jij bent en wil zijn.

De doorgeslagen positivist ziet in de regel de werkelijkheid niet zoals die is. Terwijl gezond optimisme is gebaseerd op een zo objectief mogelijk beeld van de werkelijkheid en op psychologische en emotionele volwassenheid. Een optimist probeert met een positieve instelling situaties en problemen vanuit verschil-lende invalshoeken te beoordelen en alle voor- en nadelen te overzien. En op grond daarvan neemt hij vervolgens een weloverwogen beslissing.

  • Herman

Verdriet en faalangst 44

Waarom zijn mensen eigenlijk zo bang voor verdriet? Voor dat van zichzelf en van anderen? Hoe komt het toch dat als er iemand doodgaat, de mensen die op bezoek komen de naam van de gestorvene liever niet noemen? Waarom vragen we niet aan elkaar: ‘hoe is het nou echt met je?’of ‘denk je nog veel aan hem of haar?’of ‘begint de pijn te dalen?’

Verdriet heb je om iets dat er niet meer is maar wel betekenis voor je had. En het kan diep in je zitten omdat het zo wezenlijk voor je is. Dus, duw het niet weg, maar sta erbij stil. Door de huidige overtrokken maak-baarheidsgedachte - alles moet kunnen gaan zoals wij willen - vinden we het omgaan met verdriet moeilijk. Maar het leven is niet alleen maar leuk en het is minder maakbaar dan we denken. Dus houd niet vast aan dergelijke ons aangeprate ideeën en laat aan jezelf en anderen zien dat je verdrietig bent. Want verdriet wordt een blok beton als je het te lang achter slot en grendel houdt. Je zit dan als ongelukkige opgesloten in jouw ikkige bunker. Verdriet is geen ziekte, maar volstrekt normaal. Er niet met elkaar over durven of kunnen praten, dát maakt pas ziek. Dan gaat de wond etteren. Door afzondering en door ons te begraven in onszelf.

Beter is het om verdriet juist vast te pakken en te durven voelen. Want dan kan het stromen en zachter worden. Verdriet, het maakt je minder oppervlakkig en het laat je beseffen wie en wat je echt belangrijk vindt. En juist in het verdriet zit de verbinding met anderen. Jouw verdriet laten zien, mobiliseert anderen.

Falen. Ook zo’n heftige ervaring. De falende, kwetsbare en verlangende mens die eeuwig tekortschiet. Falen kan, net als verdriet, veel pijn doen.  En dat stoppen we – net zoals bij verdriet – het liefste ver weg. Dat is jammer. Want falen doet wel pijn, maar je valt er niet mee samen. Jij bent niet jouw falen. Ook niet in de huidige samenleving die draait om uiterlijk en perfectie. Dat maakt het echter wel extra lastig, omdat falen altijd een publiek vergt. Eigenlijk kijk je als je faalt naar jezelf door de ogen van de ander. Daarnaast faal je altijd ten opzichte van iets of iemand. Falen is niet-beantwoorden aan een maatschappelijke norm of een persoonlijk doel. Je wilde iets zijn of iets bereiken en dat is je niet gelukt. En dat slaat vervolgens een deuk in je zelfbeeld. Bij falen hoort ook altijd de veronderstelling dat het - ten minste deels - je eigen schuld is, terwijl dat vaak niet zo is.

In dit verband even drie termen: faalmoed, faalangst en faalovermoed. Faalmoed staat tussen faalangst en faalovermoed. Als je faalangstig bent, kun je zo bang zijn dat je helemaal verlamd raakt.  Hier tegenover staat dat je faalovermoedig kunt zijn. Dan denkt je dat je alles zomaar kunt en verdwijnt eigenlijk alle reflectie. Bij faalmoed (dus tussen faalangst en faalovermoed) is er ruimte voor aarzeling en angst. De Deense filosoof/theoloog Kierkegaard zegt hierover: “Durven is even je evenwicht verliezen. Niet-durven is jezelf verliezen.” Anders gezegd: Iets nieuws beginnen betekent altijd dat je even wankelt, maar daar moet je je niet door laten afschrikken.

Kwetsbaarheid en falen; die gevoelens hebben veel met elkaar te maken. Bij falen lijkt het alsof we gewoon niet weten hoe we om moeten gaan met de pijn die bij onze menselijke kwetsbaarheid komt kijken. Hoewel het bij beiden vaak gaat over domme pech ervaren we onze kwetsbaarheid vaak als een persoonlijk falen. En dat geldt zeker in onze huidige maakbare samenleving. We meten immers alles: onze likes op Facebook, het aantal stappen dat we per dag zetten, of we een geslaagd of gefaald slaapritme hebben. Het is een soort faalterreur, terwijl we in feite maar heel weinig zelf in de hand hebben. Er is sprake van een gekke discrepantie in onze maatschappij: er wordt ons steeds verteld dat we onze verantwoordelijkheid moeten nemen, maar tegelijkertijd hebben we daarover heel weinig controle. En dat zorgt voor veel frustratie en wantrouwen. Totale maakbaarheid in ons leven is een illusie, zo heb ik al vaker geschreven. Die illusie voedt onterecht een verlammende blik op de veronderstelling dat we alles in onze macht hebben.

Maar er zit ruimte tussen jou en de rol die je speelt in jouw omgeving. Namelijk dat je enerzijds kunt accepteren dat falen iets pijnlijks over jezelf kan zeggen en anderzijds weten dat je niet geheel met dat falen samenvalt.

Laten we beseffen dat wij mensen niet alles in de hand hebben, terwijl we tegeljkertijd toch onze verant-woordelijkheid nemen. Met die dubbelheid om durven gaan, dát vraagt moed.

  • Herman

Waarheid in de mangel 42

De waarheid heeft het moeilijk. Dat komt door wat er allemaal omheen dwarrelt aan tegengestelde krachten zoals: waarheid - bedrog, feit - gerucht, vriendelijkheid - wreedheid. Maar ook: de weinigen - de velen, de aange-slotenen - de vervreemden. Wat die krachten gemeen hebben is dat ze allemaal draaien om de kleiner wordende status van ‘de waarheid’. Zeker in de samenleving waarin wij verkeren. We kunnen het steeds moeilijker eens worden over wat waarheden zijn. Ook het streven naar consensus over wat waar is neemt behoorlijk af. En als  maatschappe-lijk gezien het zoeken naar consensus afneemt, dan zal naar mijn mening de chaos toenemen. Een beangstigend perspectief!

Tijd, wat is dat eigenlijk? 45


Vroeger was tijd gewoon het ding waarbinnen het leven gebeurde. Seizoenen passeerden en je deed je taken wanneer ze zich aandienden. Tijd was niet iets wat je moest opvullen, het ‘was’ er gewoon. En voor menigeen was de levenstijd minder dan de helft van wat die nu is.

Filosofen vinden dat wel interessant en houden zich al eeuwen bezig met het feit dat ons leven (te) kort is. Want eindig was het leven en is ie nog steeds. Een idee waar niet iedereen vrolijk van wordt. Ook niet omdat wij allen weten dat ons leven soms geen feest is.

 

De economist John Maynard Keynes probeerde ons echter te doen geloven dat als gevolg van de nieuwe technologische verworvenheden er betere tijden zaten aan te komen. Want dat zou ons in positieve zin een hoop tijd gaan schelen. Maar hij temperde dat optimisme gelijk weer door te waarschuwen voor een nieuw probleem. Namelijk dat we als gevolg hiervan ons geen raad zullen weten hoe al die vrijvallende tijd goed op te vullen. Zoals wij inmiddels weten had hij het met die voorspelling niet aan het rechte eind. Want, hoewel de technologie ons inderdaad veel tijd bespaart, worden we er – vreemd genoeg - alleen maar veeleisender en ongeduldiger door. We krijgen meer gedaan in kortere tijd en we willen steeds meer. We zijn steeds meer gaan werken en we consumeren steeds meer.  Druk-druk-druk  is vandaag een status-symbool. Te veel prikkels, te veel van alles. Door een technologische vooruitgang met als credo ‘we can, so we shall’. Neem, draaf, doe, grijp die hoorn des overvloeds.




 








Journalist Oliver Burkeman heeft veel geschreven over de relatie tussen leven en tijd. In zijn wekelijkse columns voor de krant The Guardian en in een boek: Four Thousand Weeks, Time Management for Mortals (2021). Een soort zelfhulpboek over de filosofie en psychologie van timemanagement op levensniveau. En hij concludeert onder meer: Vroeger was het een teken van rijkdom als je niet hoefde te werken. Terwijl vandaag onze focus ligt op werk en productiviteit. En nog erger, zelfs hobby’s en vrije tijd moeten nuttig zijn. Daarom lijkt het bijna rebels als je beslist om een paar dagen niets te gaan doen.

We lijden aan vreugdeloze haast, vindt Burkeman. “Twee plus twee vijf laten zijn, dat is wat wij vandaag collectief proberen te doen. Er komt, stelt hij vast, nooit een dag waarop eindelijk alles geregeld is, waarop de to-dolijstjes niet langer worden, waarop je je eindelijk kunt wijden aan de dingen waar het in het leven echt om draait.

En hij heeft gelijk. Maar er is hoop. Hoewel wat schraal... Want het inzicht dat ons leven ons opslokt krijg je (helaas) meestal pas als dat drukke leven plotseling tot stilstand komt. Er moet kennelijk eerst iets ergs gebeuren eer we kunnen stoppen met jakkeren. Door een ernstig verkeersongeluk of een ongeneeslijke ziekte. Als het leven noodgedwongen moet overstappen van de jachtige sneltrein naar een voortsukkelend boemeltreintje. Zoals bij mij... Gelukkig niet na een verkeersongeval of een ziekte-zonder-uitzicht op herstel, maar nadat de pensioenperiode zich aandiende. Geen deadlines en vergaderingen meer en dus ook geen haast meer. En het begrip ‘streven naar’ krijgt een andere lading. Niet naar nog meer, maar naar dingen die ik leuk vind. Niks moet nog, behalve van mezelf. Meer gericht op wat ik belangrijk vind in plaats van wat dringend is.

 

Nou heb ik natuurlijk makkelijk praten. Een goed pensioen en een nog redelijk goede gezondheid. Maar het geeft te denken dat ons eerst iets ingrijpends moet overkomen of dat we eerst in rustiger vaarwater moeten komen om te ontdekken wat echt belangrijk is. En om in te zien hoe we in het algemeen vooral focussen op de minder belangrijke dingen die opduiken waardoor we niet of onvoldoende toe komen aan de dingen die er echt toe doen.


Dus bucketlists, geen goed idee. En je uiterste best doen om alles uit het leven te halen is ook maar een poging om controle te krijgen over de dingen. Beter is het te aanvaarden dat je niet alles kunt doen in het leven en dat je dus beter keuzes kunt maken. Stel grenzen. Beperk afleiding, cultiveer geduld, omarm onze-kerheid en geniet van wat je nu doet in plaats van altijd naar straks te kijken. Aanvaard dat we verre van perfect zijn en dat ons leven zo kort is. Wie druk bezig is, heeft geen tijd om na te denken. Dit alles volgens Burkeman.


Bedenk, niets moet. En dus kunnen we gewoon met ons leven en onze tijd doen wat we willen.


  • Herman




Regie voeren over je eigen situatie in barre tijde46

 

De wereld is een wonderlijke plek, en we willen genieten van al die wonderbaarlijke dingen. We willen ook goed omgaan met anderen, met de maatschappij en de politiek en met de plek waar we wonen. Maar dat lukt ons nogal ‘s niet. We lijken dan te worden meegezogen in een verscheurde wereld van oorlogen, hon-gersnood, natuurrampen en onderlinge onverdraagzaamheid.

Maar “mensen zijn veel weerbaarder dan ze zelf denken”, zegt Emma Pleeging, onderzoeker (Erasmus Universiteit) naar hoop in een gebroken wereld. “We zijn bijvoorbeeld bang om een ongeluk of ziekte te krijgen. Maar als dat dan écht gebeurt, blijkt dat we toch manieren vinden om ermee om te gaan. Dat is hoopvol.” Hoop, het blijkt een belangrijk ingrediënt te zijn om door te kunnen tijdens en na tegenslag. Hoop is niet hetzelfde als optimisme, legt Pleeging uit: “Optimisme is het vertrouwen dat alles vanzelf goed zal komen. Bij hoop weet je dat de toekomst onzeker is, maar óók dat er mogelijkheden zijn ten goede". Hoop is een proces. Er kunnen twee dingen tegelijk waar zijn: de situatie is niet goed, maar toch mag je vertrouwen houden dat het enigszins goed afloopt. Dat helpt ook om je aan te passen aan jouw enerverende werkelijkheid.

 

Dat lijkt in tegenspraak met de stoïcijnse gedachte om

geen energie te steken in datgene waar je geen

invloed op hebt. Maar los van het wel of niet kunnen

beïnvloeden van bijvoorbeeld een ongeneeslijke

lichamelijke aandoening, kun je wel onderzoeken hoe je

de controle kan terugpakken over wat voor jou nog wel of

niet zinvol is aan behandelingen. Of je (her-)neemt de

regie over jouw leefsituatie met die aandoening door na

te gaan hoe je daar zo hebbelijk mogelijk mee om kan

gaan. Of je gaat bedenken hoe je met een lichtere blik

kan dealen met zoiets. Allemaal met het doel om de

op-zich niet op te lossen situatie voor jouzelf toch zo

dragelijk en behapbaar mogelijk te maken. Dus meer

vanuit jezelf bekijken hoe je je anders kan verhouden tot een dergelijke ongeneeslijke aandoening. Dat is óók hoopvol. Hoopvol in de zin van de wil om vanuit jezelf op een zo goed mogelijke manier om te gaan met een verder niet meer te beïnvloeden aandoening.  Niet oplossen, maar wel draaglijk en leefbaar maken voor jouzelf. Niet zozeer controle willen hebben over je ziekte, maar wel op jouw situatie van ziekzijn.

 

Meer algemener kun je – zo kijkend – ook met tegenvallers dealen. Niet dat je invloed hebt op die tegen-vallers, maar wel in hoeverre je daarin blijft hangen of niet. Gun jezelf een nieuw begin na een nederlaag en laat die niet jouw verdere leven vergallen. Focus niet op je rol als slachtoffer maar richt je op de mogelijk-heid van regisseur over jouw eigen leven.

Daarenboven, soms denk je te snel dat iets fout kan gaan, terwijl het misschien ook goed zou kunnen af-lopen! We maken ons met andere woorden nogal ‘s druk over dingen die helemaal niet gaan gebeuren. De boodschap is dan om wat meer in het hier en nu te kijken in plaats van te bedenken wat er allemaal nog moet of mis kan gaan.

 

Er zijn echter ook nare gebeurtenissen waarvan niet is te verwachten dat ze nog goedkomen. En dat alles ook nog 's in een situatie waar je geen vat op hebt. Waar haal je dan de moed vandaan om toch een manier te vinden daarmee te leven? Ofwel, als een leven helemaal geen feest (meer) is, hoe hang je dan nog slingers op? Is er dan nog zoiets als de kunst om toch tevreden te zijn? ‘Tevreden’, niet als een bah-woord dat naar spruitjes ruikt en synoniem is aan saai. Maar een ‘realistische’ tevredenheid’ in een leven dat niet te manipuleren valt en er niet altijd uitziet als een stijgende lijn van A naar Beter. Een leven waarin weken, soms maanden, voorbij gaan zonder een hoogte- of dieptepunt? Dat het bijna lente is en dat je denkt: verrek, was het gisteren niet nog kerst? Zoiets. Dan toch proberen stil te staan en de tijd te nemen om echt te kijken. Naar wie en wat jij van binnen bent in jouw leven en de wereld om jou heen. En dat je dan tegen jezelf kunt zeggen dat je ondanks alles om je heen tevreden bent met wie je bent! Echte tevredenheid is accepteren: Jezelf én jouw leven.


  • Herman




Ledigheid is des duivels oorkussen 47


Als kind dacht ik dat je door luiheid de duivel als straf op zijn oor moest kussen. Maar het gaat om een ‘oorkussen’, aan elkaar geschreven. Dat is een oud woord voor hoofdkussen. Jaren later, en dus geen kind meer, ben ik dat gaan bergijpen en weet ik nu dus beter. Ik moest aan dit oude gezegde terugdenken in ver-band met een te schrijven Mijmering over zalig nietsdoen. Door velen opgevat als luiheid. Zedemeesters van weleer wilden met dit gezegde vermanend aangeven dat het met luie mensen niet goed afloopt. Overigens luidde deze uitdrukking oorspronkelijk anders: ‘een ledig mens is een duivels oorkussen’. Kijk, als we die formulering zo gelaten hadden, had ik dat als kind beter gesnapt. Maar goed, dus wie lui is, wordt door de duivel als kussen gebruikt. Zo is dat!


Met deze uitleg wil ik eigenlijk aangegeven dat er naast angst voor nietsdoen (confrontatie met leegte) dus ook sprake was van een moralistisch randje. Want nietsdoen geldt als een van de grote zonden. Niet alleen nu, maar altijd al. Dus als je als gepensioneerde hieraan toegeeft dan komt schuldgevoel al heel snel om de hoek kijken. Erfenis van mijn kerkelijke geloof van weleer. En doorgegeven naar onze kapitalistische samen-leving waar nietsdoen ook als een doodzonde in ons staat gebrandmerkt.

Dit schuldgevoel, in combinatie met angst voor leegte, leidt zelfs

tot het bekende - maar rare - ‘moderne’ gedrag dat we na enkele

seconden van nietsdoen naar onze smartphones grijpen om even

de tijdlijnen van onze socialmedia te checken. En zo zijn er anno

nu honderdduizendandere mogelijkheden om onze gedachten van

nietsdoen weg te houden.

Tegelijkertijd is er in deze ingewikkelde tijd ook een 'industrie van

de vertraging' aan de gang. Die heeft een verdienmodel ontdekt

dat juist een verlangen naar niets kapitaliseert. Van mindfulness via

yoga retraites en slowfood tot goeroes die sabbaticals promoten.

Een verlangen doelloos te zijn, dobberend op een oneindige

oceaan, volstrekt gelukkig met nietsdoen en zonder overdreven

materiële wensen. En toch, ondanks dit ons opgelegde verlangen

naar vertraging, drukt nietsdoen nog steeds als een taaie zonde

op ons.


Hoe kan en komt dat? Eerlijk gezegd weet ik dat niet. Misschien heeft het te maken met een bepaalde hou-ding, die in plaats van schuld juist onschuld veronderstelt. Op de kweekschool lazen we de (vertaalde) Divina Commedia van Dante. Daarin spelen de door de katholieke kerk vastgestelde zeven hoofdzonden een belangrijke rol. Eén van die hoofdzonden betreft acedia, de Latijnse benaming voor gemakzucht, traagheid, luiheid of vadsigheid. De kerk beschouwde die gedragingen als een groot gevaar. Vandaar in één adem: Ora (bidden) én Labora (werken). Nietzsche heeft het in dit verband over de ‘Grote Middag’. Hij doelt dan op de kluizenaars in de woestijn die de middag ervaren als het moment van ‘verlaten hitte’ zonder schaduw. Een gevoel van niets dat moet leiden tot bevrijding van twee dingen.

- Bevrijding van de noodzaak een zinvol bestaan te leiden in dienst van een hoger doel; je mag je eigen leven vormgeven.

- En de tweede bevrijding, de manier waarop tijd wordt gebruikt om mensen te disciplineren. In de zin van: je tijd nuttig en zinvol gebruiken.

Maar ook in onze huidige seculiere samenleving is de tirannie van tijd nog altijd aanwezig. Misschien zelfs nog wel dwingender dan toen! In het klein: de noodzaak van een evenwichtige carrière, een life plan zonder al te rare verstoringen. En in het groot: de noodzaak van een voortdurende economische groei (die de wereld uiteindelijk zal uitputten).


Terug naar de normatieve invalshoek. Degene die niet noodzakelijkerwijs iets hoeft te doen en daar gevolg aan geeft, stelt zich buiten de orde. Want hij staat buiten betekenis en tijd en doet eenvoudigweg niet mee. Te lui. Hij is gek of een niksnut. Of, zoals Dante zegt: ‘de wereld bewaart aan hem geen enkele herinnering’. Zijn bestaan was volmaakt zinloos.


Tenslotte, het gaat vooral om een houding. Om daadwerkelijk niets te kunnen doen, moet je leren hoe schuldloos dat eigenlijk is. En het is een voortdurende oefening in loslaten.

De pressiemiddelen van deze tijd leggen wij onszelf op. Zoals daar zijn: alles moeten meemaken, mooie spulletjes willen hebben, een opgaande carrière najagen, iets willen betekenen en iemand willen zijn.

Het opmerken em bevragen van dit soort van moderne strevingen is al een daad tegen het commerciële geweld dat we dagelijks over ons heen krijgen gedenderd. En velen onder ons zijn hedendaagse kluizenaars in een kapitalistische en neoliberalistische woestijn die ons voorschrijft productief en authentiek te zijn. Zo bezien moet volgens mij de ‘Grote Middag’ nog komen…


  • Herman




Wat ga je doen vandaag? 48

 

Die vraag krijg ik nogal eens. Goed bedoeld. En vaak ook een teken van betrokkenheid en belangstelling. Toch bespeur ik bij mijzelf ongemak als ik zo’n vraag probeer te beantwoorden. Sterker nog, eigenlijk wil ik daar helemaal geen antwoord op geven. Want wat is daar nou interessant aan? Vaak heb ik trouwens nog helemaal niet nagedacht over wat ik vandaag zal gaan doen. Maar als je helemaal nog geen plan hebt, of - nog erger - als je zegt van plan te zijn helemaal niks te gaan doen, dan is er iets met je aan de hand. En als ik – zonder dat daarvoor een directe aanleiding bestaat - een poging doe om uit te leggen dat ik het af en toe fijn vind om aan mijzelf toe te laten niets te hoeven doen, dan ontmoet ik vooral onbegrip. Of ik zie ze denken: ‘die begint nu toch wel oud te worden’.


Maar voor zover ik mij kan herinneren heb ik er altijd al naar verlangd om niet steeds wat te moeten. Vóór de afsluiting van mijn werkzame leven moest er elke dag te veel. Mijn to-do-lijstjes werden na een dag vaker langer dan korter. En ik dacht dan: ik zal de tijd prijzen dat die rottige lijstjes niet meer nodig zijn. Of mis-schien nog wel, maar dan vooral om geen dingen te vergeten.


Wat is dat eigenlijk voor malligheid?!  Denken dat geen-plan-hebben riekt naar verveling. Mensen geven zichzelf liever nog een stroomstoot dan te melden dat ze zich vervelen. We horen het immers allemaal druk te hebben. Het leven moet hectisch zijn. Dus geven we massaal daar aan toe! En bijgevolg klaagt zeker het werkende deel van de mensheid over een te  jachtig leven en holt iedereen dapper voort. En de burn-outs liggen constant op de loer.


Een 'dolce far niente' is eigenlijk afkeurenswaardig.

Daarmee doel ik nog niet eens op een soort van ‘geor-

ganiseerde verveling’, afkomstig van onzevrijetijds- 

industrie. Nee, het gaat mij dan om existentiële

nikserigheid. Ofwel af en toe even weg van het verlan-

gen naar prikkels en niks sociale contacten.

Onszelf niet wijsmaken dat die nodig zouden zijn om ons

leven zin en perspectief te geven. Foetsie met dat taboe

om te vinden dat je af en toe verlangt naar niets-doen.


Blaise Pascal heeft zich ook ooit uitgelaten over verve-

ling en verstrooiing. Hij achtte de mens überhaupt niet

in staat om rustig in een lege kamer te zitten. Er zit in

ons wezen iets wat ons tot activiteit dwingt. Volgens

Pascal een gevolg van angst voor onthechting.

De mens zal daardoor altijd blijven streven en verlangen.  

En dat leidt dus tot drukte en tijdsgebrek.


Niks nieuws overigens. Vanaf de vroege moderniteit, zeg maar de overgang van de middeleeuwen naar de renaissance, krijgen meer en meer mensen ermee te maken. Ook ingegeven vanuit een toenemend gebrek aan geloof. Zo heeft het niet meer geloven in het hiernamaals ons tijdsbesef fundamenteel verandert. Er valt geen tijd te verliezen want er komt geen tweede kans na 'hierna'. Het moet nú gebeuren. Een gemaximali-seerd leven; het onderste uit de levenskan. Maar als je – zoals ik – gelooft in reïncarnatie, dan is die drang veel minder aanwezig. Ik zeg wel eens gekscherend: Het hoeft niet allemaal in dit leven, een volgend biedt weer nieuwe kansen! En – nog simpeler – de generatie van mijn grootouders kende geen hobby’s. Ze voelde na hun werk geen behoefte om te sporten, dansles te volgen of allerlei vormingscursussen bij te wonen. Een enorm contrast met de huidige generatie die constant werkt aan zijn persoonlijkheid. Werk, relatie, kinderen, hobby’s, vriendenkring, alle aspecten van het leven staan in het teken van de zelfontplooiing.


En het grootste probleem is nog dat onze vrijetijdsbeleving aan dezelfde logica onderhevig is als ons profes-sionele leven. Ook buiten de arbeidsuren moet het allemaal meer en beter zijn. Niet één keer maar drie keer per jaar met vakantie. Nodigen we vrienden uit, dan nemen we geen genoegen meer met een simpele maaltijd. Nee, er moet culinair fors worden uitgepakt. Met dank aan alle kook- en bak-programma’s waarop de t.v. ons elke dag weet te ‘verrassen’.


  • Herman




Verbinden, toen en nu 49

 

‘Met mij is het goed, maar met Nederland gaat het slecht’. Een bekende formulering als uitslag van een meningenonderzoek. Los van de tegenstelling in zo’n bewering wordt de tweede helft van die uitspraak vooral ingegeven vanuit onzekerheid. De toekomst is immers fundamenteel ongewis. We moeten het steeds meer zelf uitzoeken. Terug kunnen vallen op voorzieningen als dat nodig is, wordt steeds ingewikkelder. Als dat al mogelijk is, worden hulpaanvragen met veel argwaan en achterdocht behandeld door instanties die belast zijn met de goedkeuring en uitvoering. En – zo weten wij inmiddels - niet zelden wordt daarbij gebruik gemaakt van vooroordelende naar discriminatie neigende algoritmes.












 





Een van de oorzaken van dit alles is gelegen in de toenemende afwezigheid van verbinding tussen de ver-schillende groepen in onze samenleving. Al sinds de jaren ’90 van de vorige eeuw zien beleidsmakers dit probleem als iets dat concrete aandacht behoeft om te voorkomen dat de samenleving als een kruimelkoek verder uiteen valt. En een nieuwe beleidskreet was toen mode: ‘Sociale cohesie’!  Ik weet daarvan omdat ik toentertijd ambtelijk betrokken was bij het veiligstellen en versterken van sociale samenhang in probleem-wijken en nieuw in te richten Vinexwijken. Het betekende onder andere een betere afstemming van midde-len en beleidsmatige samenwerking tussen gemeentelijke diensten bij de (her)ontwikkeling van dergelijke stadswijken. Veel nieuwe wijkvoorzieningen kregen als functie om die sociale samenhang in stadsdelen te bevorderen en sociale uitsluiting van wijkbewoners tegen te gaan. Hoe kan iedereen erbij komen en mee doen in onze samenleving, zo luidde de opgave.

Ondertussen hebben we tegelijkertijd vanaf die zelfde jaren '90 de verzorgingsstaat, die ooit bedoeld was om juist meer te verbinden, om zeep geholpen. 'Te betuttelend', zo werd én wordt gevonden. En 'het staat het bevorderen van de zelfredzame burger in de weg'. Aldus vinden vooral de neo-liberalen onder ons. Zij heb-ben het - overigens met onze verkiezingstoestemming! - al ‘tig’ kabinetten voor het zeggen. En ze hebben weinig boodschap aan het probleem van grote groepen mensen waarvoor veel onzeker is geworden. Die niet kunnen terugvallen op zoiets als een verzorgingsstaat die echt houvast biedt en desnoods als vangnet dient. Toch één van de kenmerkende functies van een democratische rechtsstaat! Maar helaas, een derge-lijke verzorgingsstaat is er niet meer. En de Nederlander heeft ondertussen het gevoel dat er permanent aan zijn stoelpoten wordt gezaagd.


Dat er op-zich verschillende groepen zijn in onze samenleving leidt er nog niet automatisch toe dat de socia-le samenhang in onze samenleving wordt aangetast. Dat gaat pas gebeuren als die groepen te veel tegen-over elkaar komen te staan en te ver uit elkaar worden gedreven. Denk hierbij aan bijvoorbeeld grote ver-schillen tussen hoger en lager opgeleiden, tussen armen en rijken of tussen autochtonen en allochtonen. Een voorbeeld hiervan kwam recent als ‘nieuwsfeit’ langs. In ons land leeft meer dan 1 miljoen mensen anno 2023 onder de armoedegrens! Bijna 5 % van onze bevolking! Dat is schrijnend. In een van de rijkste landen ter wereld nota bene! En er is kennelijk een speciale adviesgroep voor nodig om ons en de regering daarover te rapporteren. Een wrang teken aan de wand. De kwalijke gevolgen die armoede van een derge-lijke omvang teweegbrengt zijn legio. Zo zal een hele jeugdgeneratie binnen deze ‘onder-de-armoede-grens-groep’ verloren gaan (en nog erger...). Daarenboven werkt een dergelijk toenemend verschil tussen arm en rijk ook nog ’s het onderlinge wantrouwen tussen bevolkingsgroepen in de hand. Dat is gevaarlijk. In een land als het onze - met een democratisch stelsel en een economie waarin we via samenwerking dingen proberen te verbeteren - is vertrouwen cruciaal.


De hier bedoelde verbinding tussen bevolkingsgroepen moet veel meer centraal komen te staan!  Het is een van de grondslagen van onze rechtsstaat. Verbindingen tussen de verschillende groepen en tussen deze en de overheid moeten veel meer aandacht krijgen en worden versterkt. En dan denk ik ook en vooral aan autochtonen en nieuwkomers, maar ook aan verbindingen tussen hoger- en lager opgeleiden, jong en oud, ziek en gezond.

Normen en waarden kun je niet afkondigen, laat staan afdwingen. Gedeelde normen ontstaan en worden doorgegeven waar mensen samenkomen. Zo moet je dus kijken. En dan niet alleen maar praten over nor-men en waarden, maar ook over materiële kwesties.

 

Over het uitblijven van antwoorden op de vraag hoe we mensen meer en beter met elkaar verbinden moeten we ons zorgen maken. De overheid dient hierbij haar regie-verantwoordelijkheid te nemen en een cruciale rol te spelen. En die rol moet ook anders worden ingevuld dan nu gebeurt. Want de overheid vraagt wel veel van burgers, maar ze moet ook zorgen dat die burgers het waar kunnen maken. En, zeer cruciaal, het gaat er niet alleen om dat de burger vertrouwen heeft in de overheid, maar dat dat geldt evengoed andersom! De overheid zou minder vanuit wantrouwen met de burgers moeten omgaan. De actuele beleidsschuivers in de toekenning en uitvoering van (sociale) uitkeringsregelingen zijn helaas wrange voorbeelden hoe het niet moet!


  • Herman




De opkomst van astrologie 50


Ik zie een soort ontplofte interesse in astrologie de laatste jaren. Op sociale media vergaren ‘astro-influencers’ miljoenen volgers en Bol.com verkoopt elk jaar weer meer boeken over astrologie. Religie mag in Nederland dan al jaren op zijn retour zijn, het betekent niet dat we niet meer geloven in het onbewezene, het bovenaardse, het irrationele.

Astrologie is filosofisch misschien niet te verdedigen, maar praktisch gezien is het wel van waarde. Denker des vaderlands van 2019-2021, Daan Roovers: 'We nemen astrologie heel serieus, maar we geloven er niet per se in. Het is geen religie of wetenschap, het is een middel voor zelfreflectie. Een manier om naar jezelf en naar de wereld te kijken en over dingen na te denken.' Ik hoor ook bij diegenen die niet in wonderen geloven maar wel ‘boodschap hebben’ aan wat bijvoorbeeld astrologie vermag. Ook de Schotse filosoof David Hume (1711-1776) liet ruimte voor ‘wonderlijkheid’ door onderscheid te maken tussen miracles en marvels. Marvels zijn dingen die opmerkelijk zijn, maar niet ingaan tegen de natuurwetten. Bij een wonder is dat wel zo. Dus astrologie als marvel vind ik oké en dan vooral in de door Roovers bedoelde reflecterende zin.


Daarom ben ik half jaren ’80 van de vorige eeuw begonnen

met het berekenen van mijn eigen horoscoop. Een fors kar-

wei omdat er toen nog geen digitale programma’s waren die

ervoor zorgen dat na invoer van de basisgegevens (geboorte-

datum en – tijd plus de plek waar je bent geboren) de horos-

coop met alle toeters en bellen wordt aangeleverd.

Dus toen nog een ingewikkelde en tijdrovende klus die ik na-

dien ‘tig’ keer heb moeten hernemen als ik iemand de moeite

waard vond om ook zo’n horoscoop plus duiding te bezorgen.

 

Astrologie, ooit door de Oude Grieken bedacht. Met de moge-

lijkheid een soort blauwdruk van iemands karakter op te stellen

door te kijken naar de twaalf dierenriemtekens, de twaalf hui-

zen met elk hun eigen betekenissen en de stand van planeten

en hemellichamen die ons beïnvloeden En het idee is dat er samenhang bestaat tussen dit alles en dat het invloed op ons heeft. Op zich helemaal niet zo’n gekke gedachte. En verder ging en gaat het mij vooral om de karakterbeschrijving van iemand en minder om allerlei voorspellende zaken. Over dat laatste ben ik trou-wens nogal sceptisch. En de voorspellingen uit damesbladen of van Astro TV zijn al helemaal niet aan mij besteed. Maar het zoeken van ‘rode draden’ in iemands karakter vond ik altijd heel spannend. Mijn horos-coopduidingen waren zodoende meer psychologische karakterschetsen van iemand. 


Maar goed, dit alles met in het achterhoofd dat astrologie geen harde wetenschap is. En dat hoeft voor mij ook niet. Ik vond en vind het voldoende om aan te nemen dat wij onderdeel zijn van een universum en dat sterren en dergelijke op een bepaalde wijze invloed hebben op ons 'zijn'. Dus ik ga hier niet alsnog kramp-achtig pogingen doen het wetenschappelijke gehalte van astrologie te bewijzen. Ik ga ook geen tegen-werpingen zoeken als bijvoorbeeld wordt gezegd dat de astrologische karakterschetsen altijd lijken te klop-pen omdat mensen zich kennelijk naar hun horoscoop gaan gedragen. Wat ik wel weet is dat ik doorgaans positieve reacties kreeg op mijn horoscoopduidingen. Oók van lieden die ik verder nauwelijks kende. ‘Het is net of je me hebt meegemaakt bij mij thuis’ was zo’n reactie. Maar het was ook mogelijk dat iemand pas jaren later begreep wat ik ooit bedoelde bij een bepaalde karakteromschrijving.


Doorgaans is een duiding een mogelijkheid om inzicht te krijgen in jezelf; een affirmatie, een bevestiging, een manier van betekenisgeving. En als dat als ‘raak’ wordt ervaren is dat toch iets bijzonders. Oók als het niet te verklaren is. Een horoscoopduiding is een manier om een verhaal over jezelf te vertellen of te lezen. En – zo is van mij bekend – ik denk dat verhalen over jezelf orde scheppen in de chaos van het bestaan. Ofwel, als je op basis van biografische gegevens (een levensverhaal) of astrologische informatie (een horos-coopduiding) een verhaal over jezelf construeert, krijgen dingen die je doet en meemaakt betekenis. Zo biedt astrologie individuele zingeving binnen het grotere geheel van de kosmos. Oók als daar geen weten-schappelijk bewijs voor bestaat. In die zin plaats ik astrologie in het rijtje van tarotlezingen, roosreadings en andere spirituele rituelen. Het zijn ‘therapeutisch gezien eigenlijk momenten van stilte, reflectie en verbin-ding,’ schreef journalist Sjors Roeters onlangs in Vrij Nederland over dit onderwerp. Of, om een andere uitsmijter te gebruiken: Het coronavirus, dat zo grillig en genadeloos door de wereld raasde is evenmin een bewijs van de willekeur van het leven, want Saturnus was rond 2019/2020 in conjunctie met Pluto. En dat voorspelde natuurlijk weinig goeds…!


  • Herman