Dood gaan we, allemaal

Dood gaan we, allemaal !

1. Toelichting

2. De dood is een taboe


3. Oud-zijn en het naderende einde: ontschuldigen


4. Oud-zijn en het naderende einde: acceptatie


5. Vijf zaken waar we op ons sterfbed het meest spijt van hebben


6. Ongezond heel oud of gezond minder oud


7. Overbehandeling


8. Memento mori of Carpe diem !?


9. Memento mori én Carpe diem !


10. Over rouw en troost


11. Zorg en behandeling in de laatste levensfase


12. Wensen over zorg en behandeling vastleggen


13. Wensen over zorg en behandeling; wel of geen reanimatie?














"Een voordeel van ouder worden is dat je niet langer een smakelijk hapje bent voor mannen en dus minder last hebt van seksuele intimidatie." - Hedy d'Ancona






1. Toelichting


Natuurlijk kan ik vrolijkere onderwerpen bedenken dan wat op deze websitepagina 'Dood gaan we, allemaal!' centraal staat: ons levenseinde en hoe daarmee om te gaan. Mensen die mij kennen, weten dat ik als een redelijke optimist doot het leven ga en dat ik nog steeds en graag kan genieten van ‘de goede dingen des levens’. Dus bepaald niet levensmoe en ook niet bezig met de gedachte dat mijn leven zo onderhand lang genoeg geduurd heeft. Maar óók een goed leven is onlosmakelijk verbonden met de niet te omzeilen dood. En ouder-wordende-mensen, maar eigenlijk alle mensen, zouden moeten vinden dat de dood niet iets is om tegen te vechten of om ergens in een hoekje weg te frommelen. Want net als een huis is ons leven hier op aarde een plek waar we slechts tijdelijk verblijven. Wij mensen zijn passanten in deze wereld. We verschijnen even en verdwijnen na een tijdje weer.

Als je zo naar een mensenleven kijkt, dan is het eigenlijk nogal vreemd dat we tegenwoordig de dood vooral zien als iets waartegen we moeten strijden. Of we benaderen ons leven nogal rechtlijnig: je wordt geboren, je leeft zo lang mogelijk op één niveau van gezondheid, en dan ben je pats-boem in één keer dood. Maar zo ziet ons leven er meestal en helaas niet uit. Dit, aldus Marli Huijer, hoogleraar publieksfilosofie aan de Erasmus Universiteit, als ze het heeft over de stand van zaken omtrent ons denken over de dood. ‘Sinds de jaren vijftig is er veel in de medische wetenschappen geïnvesteerd met als doel het leven op alle mogelijke manieren (door medicatie, behandelingsmethoden en zelfs gentherapie) te verlengen. Maar in onze pogingen de dood uit te stellen dreigen we te vergeten hoe we met de dood zélf om moeten gaan’. 

En dan is er ene Claudia Crobatia, die ook veel met de dood bezig is. Zij zegt onder meer: ‘We zouden er goed aan doen onze collectieve angst voor de dood om te buigen en uit de taboesfeer te halen. We zijn vaak niet bang voor de dood-op-zich, maar wel voor onze eigen ideeën rondom de dood'. Crobatia kun je gerust een ‘deathfluencer’ noemen. Daarvan zijn er nog niet veel. Zij wil mensen via sociale media verzoenen met hun sterfelijkheid. ‘Ik gebruik sociale media om het grote taboe rondom de dood te doorbreken. De dood is een groter taboe dan seks. Met doodgaan is het net als met je eerste seksuele ervaring: alleen als er geen taboe op rust, kun je ontdekken wat bij je past. Het grote verschil is evenwel dat je seks nog eens over kunt doen. En sterven doe je maar één keer. Het liefst negeren we het thema volledig. Maar uiteindelijk zullen we er allemaal aan moeten geloven. En daar mogen we ons best een beetje op voorbereiden, toch?’ Zij maakt het tot haar levensdoel de dood bespreekbaar te maken. Wij, hier in het westen, gaan immers ongemakke-lijke onderwerpen als de dood het liefst uit de weg.


Nou, ik heb dan wel geen podcast. Maar wel een goed bezochte website waarin ook aandacht is voor de ouder wordende mens. Dus ook ik kan middels mijn website een steentje bijdragen om het onderwerp ‘de dood’ meer bespreekbaar te maken en uit de taboe-sfeer te halen.

 

De paradox is dat we langer gezond leven, maar ook een langere levenseinde-fase kennen. We worden in die laatste levensperiode ook met meer pijn en ongeneeslijke ziektes geconfronteerd. Tegelijkertijd doen we verwoede pogingen lijden en sterven zoveel mogelijk uit de weg te gaan. En we vatten een hoge leeftijd vooral op als een teken van een geslaagd leven. Alsof alleen leeftijd telt – we hebben de honderd gehaald! – en niet wat er over ons leven te vertellen is.

Verder spelen religie en alle doodsrituelen die daarbij horen een steeds kleinere rol in onze samenleving. We geven ons levenseinde steeds verder uit handen. Vroeger stierven mensen vaker thuis en was de dood zichtbaarder. Nu wordt de dood steeds meer voor ons weggehouden. We staan in het werkelijke leven nog zelden aan een sterfbed: twee-derde van de mensen sterft niet thuis, maar in het verpleeg- of ziekenhuis.

 

Het gaat bij de dood over vragen als: waar wil je doodgaan, welke muziek speelt er als je in de bodem of oven verdwijnt. En er is of komt een steeds breder scala aan uitvaartmogelijkheden. Naast begraven en cremeren dient zich bijvoorbeeld de mogelijkheid aan van resomeren: je overblijfselen in een bak chemische vloeistof laten oplossen. Er ligt een kamervoorstel om dit te legaliseren. En jezelf laten begraven in een natuurbos behoort ook tot de mogelijkheden.


Het geeft rust voor jouzelf en voor de directe omgeving om te weten hoe jouw eigen uitvaart straks zal verlopen. En, je maakt het voor jouw nabestaanden ook nog 's een stuk eenvoudiger. Dus niet zoiets als “het zal allemaal wel, zie maar wat er met mij gebeurt”. Want dan besef je niet met hoeveel stress je jouw nabestaanden opzadelt. Stress die niet hoeft. De boodschap is om vóór die tijd met elkaar vragen te bespreken zoals: Welk traject of levenseinde past bij mij? Wil ik wel of niet (door-)behandeld worden? Wat is voor mij het goede moment om te sterven? Hoe zou mijn afscheidsbijeenkomst er uit kunnen zien?


  • Herman



2. De dood is een taboe

SIRE startte in 2022 een campagne om het onderwerp ‘dood’ bespreekbaar te maken. Deze Stichting Ideële Reclame (Sire) brengt maatschappelijke onderwerpen onder de aandacht van publiek, opinieleiders en besluitvormers. Volgens een door Sire uitgevoerd onderzoek vinden veel Nederlanders dat ze op een betere manier afscheid hadden willen nemen van iemand die is overleden. Dat komt volgens die stichting omdat er onvoldoende met elkaar over het onderwerp ‘de dood’ wordt gesproken. Gesprekken over de dood worden nogal eens voortijdig afgekapt of uit de weg gegaan. Door middel van verschillende spotjes wil Sire ons bewust maken van de taboesfeer rond de dood. Ook de praktische kant van de dood wordt niet genoeg besproken of aandacht gegeven. Zo heeft 70 procent van de deelnemers aan dit onderzoek aangegeven geen wensen voor de uitvaart of een testament te hebben vastgelegd. Dat maakt volgens Sire de periode na het overlijden extra zwaar voor nabestaanden. Die komen immers voor de taak te staan om wensen dan maar zelf in te vullen. Uit het onderzoek blijkt verder dat een op de drie Nederlanders het moeilijk vindt om zijn of haar eigen dood bespreekbaar te maken. Een vergelijkbaar deel geeft aan bang te zijn voor de dood. Slechts een op de vier ondervraagden begint zelf een gesprek over het beladen onderwerp.

Als je mij iets wil laten weten, dan kun je me mailen: h.v.veldhuijzen@gmail.com

Onze omgang met de – onvermijdelijke – dood is dus een lastige. De zekerheid dat ons leven eindig is, gaan we liever uit de weg. En dat kan tot problemen leiden als we echt met de dood worden geconfronteerd. Bijvoorbeeld als iemand overlijdt of wanneer je ineens beseft dat je ouder wordt. We zijn erg goed in het bedenken van allerlei manieren om het besef van sterfelijkheid weg te drukken. We gaan dan bijvoorbeeld intensief sporten, hard werken, of naar de plastisch chirurg. En we besteden veel aandacht aan ‘forever young’ en tuigen daaromheen een heus commercieel verdienmodel op. We geven daar graag smakken geld aan uit, er verschijnen veel artikelen over en we bezingen dat streven in popsongs.

Oké, toegegeven, ik praat in mijn naaste omgeving makkelijk over het ooit naderende levenseinde. Terwijl ik tegelijkertijd geniet van het leven. Zolang er sprake is van een voor mij acceptabele kwaliteit van leven hoop ik dat dit nog lange tijd mag duren. Maar dat betekent niet dat ik wegkijk voor zoiets als mijn levenseinde. Ook dat hoort bij het leven. En doodgaan kun je in dit leven maar één keer. Dus wat meer aandacht hiervoor lijkt me nogal voor de hand liggend. Ik heb daarom het geregel voor, tijdens en na mijn doodgaan met mijn naaste omgeving besproken en netjes voor elkaar. En als bijkomend voordeel geeft mij dit veel levensrust. Ik snap dus dat gehannes van de meesten met dit soort zaken niet zo goed. En uitspraken als ‘ik ben er dan toch niet meer’ of ’ze (de nabestaanden) moeten tegen die tijd maar zien wat ze willen’, vind ik eerlijk gezegd getuigen van onverschilligheid en onzorgvuldigheid. Alsof de dood en de tijd daaromheen er niet zo toe doen voor de persoon in kwestie en voor de nabestaanden. Het wordt liever afgedaan met er-niet-over-praten. Een geboorte als begin van nieuw leven wordt – terecht - met een hoop tamtam en tierelantijnen door de omgeving voorbereid, beleefd en gevierd. Maar afscheid nemen van zo’n leven, daar houden we ons liever niet zo mee bezig.

Ik denk dat die krampachtige of wegkijkende houding tegenover ons levenseinde voor een groot deel te maken heeft met angst voor de dood. Wat overigens niet hetzelfde hoeft te zijn als doodsangst. En ik merk juist dat het kan opluchten door wél met elkaar over dood-gaan te spreken. Ik weet in elk geval uit eigen ervaring dat we elkaar geen grotere dienst bewijzen dan er gewoon voor elkaar te zijn wanneer iemand met de dood wordt geconfronteerd door ernstige ziekte, rouw of vanwege doodsangst.

Of het heeft geholpen weet ik niet, maar dit initiatief van Sire vond ik dus wel een goeie.


  • Herman

3. Oud-zijn en het naderende einde: ontschuldigen

Dit artikel begin ik met aan paar wijze quotes van een van mijn geliefde leermeesters uit de oudheid, Epicurus. ‘De oude dag is een fase die je moet omhelzen en liefhebben, want vruchten smaken het lekkerst als ze overrijp zijn'. En 'het heerlijkst is een leeftijd waarop de zaak al bergafwaarts gaat, maar nog niet omlaag stort.' Dit geldt volgens Epicurus echter uitsluitend als dat leven wordt geleefd met gezond verstand en uit vrije wil. Dus, nog een goeie: 'Het is verkeerd om te leven onder dwang'. Ofwel, dat we bijvoorbeeld ons laten meesukkelen in trajecten van ‘overbehandeling’. Hierop aansluitend zegt Epicurus: ‘Prijs de zegeningen van de oude dag, een levensfase waarin je kunt stoppen met zwalken en eindelijk in veilige haven bent'. 'Althans', vervolgt Epicures, 'zolang je die levensfase niet verpest met krampachtig jong doen of met ellendige ingrepen.’ Als je deze uitspraken nog ’s terugleest, dan had die Epicurus ook heel goed in onze tijd kunnen leven. En, hij was niet bang voor de dood. 'Als we sterven, bestaan we niet meer. En omdat we niet meer bestaan, kunnen we geen pijn of plezier meer voelen.' Tja…

Maar goed, na het optekenen van al deze wijsheden over oud-zijn en ons naderende levenseinde heb je alle kans dat er inmiddels een aantal lezers is afgehaakt. Die houden zich liever niet zo bezig met hun naderende levenseinde. Maar hiervan weglopen vind ik de kop in het zand steken. In de nabeschouwing op mijn eigen levensverhaal (dat eindigt rond mijn 65-ste jaar) ga ik uitgebreid in op het onafwendbare ouder-worden en oud-zijn. Terwijl dat laatste – zeker toen ik mjn levensverhaal afrondde – nog lang niet aan de orde was. Het uitwerken van zo’n eigen levensverhaal doet in dit verband wonderen. Het geeft je bijvoorbeeld (nieuwe) inzichten over zingeving van jouw leven. Ik raad iedereen aan zo’n levensverhaal te gaan opschrijven! Best een hele klus. Maar als het ‘klaar’ is, dan heb je naar ik hoop ook het nodige 'bijgeleerd'!

Bij dit alles hoort óók een behoorlijke portie realisme. We worden niet alleen ouder, maar we zullen ook ooit sterven. En laten we ons er van bewust zijn dat de tijd die voorbij is, voor altijd weg is. Maar laten we elkaar ook en vooral ‘finishing well' toewensen. Ofwel fatsoenlijk doodgaan. Ik doel dan niet zozeer op zoiets als het goed regelen van je euthanasiewensen en van je testament (óók heel verstandig om te doen!), maar ik denk dan vooral aan het op een goede manier afscheid nemen van vrienden en familie.

In goedheid je leven beëindigen lukt ook beter als je op tijd durft na te denken over de mogelijkheden van ouderenzorg en over verzorgd wonen. Natuurlijk, pluk elke komende dag! Maar dat betekent niet dat je je verstand moet uitschakelen. Daar bedoel ik mee dat het me opvalt dat veel mensen lijken te ontkennen dat ze ooit misschien extra zorg nodig zullen hebben en niet meer zelfstandig kunnen wonen. Daar willen ze, nu ze nog ‘goed’ zijn, liever niet over nadenken. Maar grote kans, als het zover is, dat hun wereld compleet in elkaar stort en de directe omgeving radeloos met ellende wordt opgezadeld. Omdat nagelaten is dat zorg-geregel tijdig en naar ieders zin rond te krijgen.

Nog een ander ‘ding’, dat zich vooral afspeelt bij oudere stelletjes. We koesteren allemaal het idee van romantisch samen oud worden. Maar de realiteit is helaas vaak anders. Zo blijkt bijvoorbeeld dat tussen ouderen veel mishandeling plaatsvindt. Die komt het vaakst voor binnen relaties. Het gaat dan niet zozeer over fysiek geweld, maar vooral over het naar elkaar uiten van bitterheid en het elkaar afsnauwen. Eerdere pogingen om elkaar na lange tijd nog te willen veranderen zijn natuurlijk mislukt. En dat leidt dan tot een met-elkaar-doormodderen in grote onverdraagzaamheid. Boodschap is hier: stop met het elkaar willen veranderen en probeer de situatie zo leefbaar mogelijk te maken en te houden.

En nu ik toch bezig ben met het ont-romantiseren van ouder-worden: een niet te onderschatten probleem is dat  ouderen steeds vaker naar drank en drugs grijpen. Er zijn in dit verband steeds meer senioren met een hoog aantal 'pyjamadagen’. Ze komen moeilijk hun bed uit door een excessief middelengebruik. Onderzoek wijst uit dat dit hoge aantal pyjamadagen ook samenhangt met jeugdtrauma’s over misbruik of verwaarlozing. En vergis je niet, die mensen kunnen een goed leven geleid hebben! Maar trauma’s zijn niet weg en kunnen op late leeftijd ineens gaan opspelen. Wat algemener gesteld: Wij kunnen wel denken dat wij klaar zijn met ons verleden, maar of dat verleden ook klaar is met ons, is maar helemaal de vraag. Ons verleden ligt namelijk in onze hersenen opgeslagen. We raken dat niet echt kwijt. En bij het ouder worden kunnen sommige herinneringen zich meer dan vroeger weer aan ons opdringen. Dus, weer een boodschap: probeer te 'ontschuldigen' en leer om te gaan met jouw geschiedenis, inclusief de verkeerde beslissingen die je hebt genomen. We hebben allemaal ooit verkeerd gehandeld. Weet maar dat je niet de enige bent die daarmee geconfronteerd wordt of gaat worden. En het helpt als je erin slaagt milder te worden tegenover jezelf en te denken: iedereen heeft recht op zijn eigen flaters! Dit alles indachtig de tegeltjeswijsheid: 'Laat je leven niet bepalen door je verleden. Het is een les die je kreeg. Geen levenslange veroordeling'  Maar, dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Vooral mensen die nu tussen de 70 en de 80 zijn, hebben het er vaak moeilijk mee om zichzelf dingen te vergeven. Zij zijn immers opgegroeid in een cultuur waarin schuld-en-boete een prominente plaats innam. En binnen deze generatie hebben of hadden vooral vrouwen er moeite mee om voor zichzelf op te komen. Achteraf leidt dat dan tot grote spijt en verbitterdheid. Omdat ze hierdoor hebben moeten inleveren op hun kwaliteit van leven. "Ik ben nu 75 en ik heb de indruk dat ik in mijn leven een aantal verkeerde beslissingen heb genomen of betere beslissingen niet heb aangedurfd".


Ontschuldigen, dat is met name voor deze generatie nog best moeilijk. Ook omdat je weet dat je veel in je leven niet kunt overdoen of terugdraaien. 

De Franse oud-president François Mitterrand had hier wel een antwoord op indachtig zijn stopwoordjes “Et alors!”


  • Herman

4. Oud-zijn en het naderende einde: acceptatie

Na het werken aan een carrière, het eventueel opbouwen van een gezin en het maken van toekomstplannen, gaan we in de levensfases van het ouder-worden en oud-zijn langzaamaan afstand nemen van alles wat we hebben opgebouwd. We kunnen vaststellen dat we die de fase van oud-zijn steeds meer naar achteren verschuiven. Dat komt deels omdat de leefjaren tussen geboorte en dood steeds langer en gezonder worden.

In 1840 werd in Nederland officieel begonnen met het bijhouden van de levens-verwachting. Die lag toen gemiddeld onder de 40 jaar! En slechts een op de drie mensen bereikte de leeftijd van 65. Nu ligt de levensverwachting in Nederland voor mannen op 80 en voor vrouwen zelfs op 83. En die lijn stijgt almaar. Door verbeterde levensomstandigheden en dankzij de inspanningen van de medische wetenschap. Dit laatste met de kanttekening dat de medische wereld ouderdom inmiddels meer als een aandoening lijkt te beschouwen dan als een levensfase.

Hoe dan ook, een zestiger van ‘vroeger’ is al lang niet de meer zestiger van nu. Ze zien er tegenwoordig ook écht jonger uit dan twintig, dertig jaar geleden. Mede door meer aandacht voor kleding en uiterlijk. En, hoe ouder we worden, hoe groter het gat tussen onze kalenderleeftijd en gevoelsleeftijd. Mensen jonger dan 25 voelen zich gemiddeld ouder dan ze zijn. Eenmaal de 25 gepasseerd, voelen mensen zich gemiddeld jeugdiger.

Maar ooit komt voor iederreen de ‘finale’! En het is heel lastig dat we niet vanzelfsprekend over het vermogen beschikken om onze eigen sterfelijkheid een plek te geven in het dagelijks leven. Dat was trouwens altijd al een probleem. Dat komt omdat we als het onszelf betreft zoiets nog niet eerder hebben meegemaakt. Bovendien vinden we het moeilijk om te accepteren dat we op een zeker moment zullen doodgaan. Ook angst speelt daarbij een rol. Vooral als we echt in de laatste levensfase zijn aangekomen, waarin we vaak ook nog ‘s overgeleverd zijn aan hulp van anderen. Dit taboe op onze aftakeling lijkt de laatste jaren alleen maar groter te worden. Ik herken een dergelijke angst voor overgeleverde afhankelijkheid ook bij mijzelf. Positief is overigens dat juist die angst voor een dergelijk einde maakt dat we niet lui op ons gat blijven zitten. Maar het kan ook doorschieten door mee te gaan in de machinerie van medische zorg die almaar knapper wordt. Met als resultaat: over-testen, over-diagnostiek en over-behandeling. Vooralsnog verkies ik – aangekomen bij de fase van 'oud en der dagen zat' – een meer natuurlijke, niet-gemedicaliseerde manier van doodgaan. Trouwens, heel opmerkelijk, het euthanasiebeleid is na jaren fel debateren weliswaar bij wet geregeld, maar aan het gangbare medische beleid om levens zo lang mogelijk te rekken worden nauwelijks woorden vuil gemaakt. Iedereen lijkt het normaal te vinden dat mensen met behulp van pillen en poeders en steeds weer nieuwe ingrepen zo lang mogelijk in leven worden gehouden. Hoe weinig benijdenswaardig zo’n leven in veel gevallen ook is. Ik heb dan toch liever een “sterven zonder te zijn ontluisterd” (Simone de Beauvoir). Dus, in geval men zich geroepen voelt om mij bij volgende verjaardagen toe te zingen, wil ik voorstellen een bijgestelde tekst te gebruiken en het woordje lang in ‘hij leve lang’ te vervangen door 'goed' of 'mooi' of desnoods 'leuk'...

Tenslotte nog even aandacht voor ‘gerotranscendentie’. Een nog redelijk nieuwe tak van wetenschappelijk onderzoek. En wel naar een (positief) verschuivende kijk op het leven naarmate we ouder worden. Een veran-dering van een materialistische en rationele naar een meer spirituele en gevoelsmatige waardering van het leven. Aanname hierbij is dat de meeste ouder-wordende mensen een ontwikkeling doormaken in de manier waarop ze naar zichzelf kijken, hoe ze de relaties met andere mensen bezien, en hoe het leven-als-geheel wordt opgevat. Zo word je vaak zuiniger in de keuze van je sociale leven. En tegelijkertijd wordt de goede, beschouwende eenzaamheid belangrijker. Je krijgt ook een grotere tolerantie voor het niet begrijpen van de mysteries van het leven. En tevredenheid met het leven-zoals-het-is neemt dan normaal gesproken toe. Voor sommigen is dit een ontwikkeling die al in de vroege volwassenheid begint en culmineert op hoge leeftijd.


Bij dit alles wil ik een kanttekening plaatsen bij het elkaar nazeggen dat we ons verdere leven van ouder-worden en oud-zijn vooral niet mijmerend achter geraniums moeten doorbrengen. Sterker, we moeten tot het bittere einde van alles blijven willen! Maar ik hoef dus niet - als alternatief voor die geraniums - nog 's Italiaans te gaan leren tijdens een kookcursus in Florence of alsnog aan een parachute te gaan hangen boven de Ginkelse Heide. In plaats van dit hijgere bezig-moeten-blijven probeer ik in elk geval wat meer afstand te nemen van mijn  individuele zelf en toe te geven aan het zoeken naar een plek die ruimte biedt aan het be-schouwen van de tijdelijkheid van mijn leven. Noem het wijsheid of levenservaring. Met een blik die verleden, heden en toekomst meer in elkaar laat overlopen. Omdat het besef er is dat ik een keer ophoud te bestaan.


  • Herman

5.Vijf zaken waar we op ons sterfbed het meest spijt van hebben

Even een 'tussendoortje'.

Ene Bronnie Ware verzorgde mensen in de laatste weken van hun leven. Hieronder de top-5 van de volgens hem meest voorkomende zaken die mensen in de laatste dagen van hun leven het meest betreurden:

  • Ik wou dat ik de moed had gehad om mijn eigen leven te leiden, eerder dan het leven dat anderen van me verwachtten;
  • Ik wou dat ik niet zo hard had gewerkt;
  • Ik wou dat ik de moed had gehad om mijn gevoelens te uiten;
  • Ik wou dat ik vaker mijn vrienden had opgezocht en contact met hen had gehouden;
  • Ik wou dat ik mezelf vaker had toegelaten om gelukkig te zijn.

’t Is maar een weet. En wellicht goed om er wat aan te doen nu het nog kan.....


  • Herman

6. Ongezond heel oud of gezond minder oud








Begin februari 2022 las ik een interview met arts en verouderingsexpert David Bodegom. Hij stelt dat we weliswaar steeds ouder worden, maar dat dit ook gepaard gaat met een toename van het aantal jaren dat we meer en vaker ziek zijn. Die ‘gewonnen’ jaren brengen we dus zieker en gebrekkiger door. Of zoals Bodegom het formuleert: “We hebben een maatschappij gecreëerd die mensen ongezond oud maakt.'' Dit betekent dat we ongezond steeds ouder worden. En dat gaat de samenleving dus ook meer geld kosten.

Onze levensverwachting stijgt al anderhalve eeuw elke tien jaar met tweeënhalf jaar! Dat komt door een gezondere leefstijl, maar vooral door betere medische behandelingen en omdat de zorg steeds beter wordt. Hierdoor slagen we erin om onszelf 'langer in leven te houden'. Maar met het toenemende aantal jaren komen we tot de ontdekking dat we een maatschappij creëren met een groeiend aantal mensen dat ongezond oud wordt. En dat leidt tot fors meer behandel- en zorgkosten. Daarenboven kunnen we vast stellen dat we eigenlijk niet zijn gemaakt om 120 te worden. Eerder 65 jaar. De rest is (dure) reservetijd. Ik vraag me trouwens af of 120 jaar worden wel zo leuk is. Als je ouder wordt krijg je toch meer en meer het gevoel dat je in een soort van toegiftperiode aanbeland bent, in een tijd die eigenlijk de jouwe niet meer is. En of we van dat besef gelukkiger worden?

Waar het wel om gaat is om niet of zo weinig mogelijk ziek oud te worden, of minstens om ziektes zo lang mogelijk uit te stellen. En, ook belangrijk, om de gebrekkige en ziekelijke periode tussen gezond en leveneinde zo kort mogelijk te houden. Dus mensen gezond 80 jaar of nog ouder laten worden is zeker een na te streven doel! Maar dat gaat helaas niet alle 80-plussers lukken. Het merendeel hiervan krijgt te maken met een weinig aanlokkelijk perspectief: een langer leven dat helaas overwegend zal worden beheerst door ziekte en gebrek. 

Ook interessant om te weten is dat  men begin jaren '80 in Nederland gemiddeld 55 jaar zonder chro-nische ziekten leefde. Nu is dat teruggelopen naar 45 jaar. Dat komt deels doordat een deel van de bevolking er een ongezondere leefstijl op nahoudt, met onder andere overgewicht en longkanker tot gevolg. En meer dan een miljoen mensen heeft ouderdomssuiker. We noemen dat welvaartsziekten, maar – hoe ironisch - die komen veruit het vaakst voor bij de minder welvarenden onder ons. Hoogopgeleiden leven zes jaar langer en vijftien jaar langer gezond!

Geriaters hanteren bij ouderen doorgaans als definitie van gezond zijn: kun je lopen, heb je een goed geheugen en heb je vrienden of kennissen? Maar om tegen die drie vragen ‘ja’ te kunnen zeggen moet je op tijd actie ondernemen. En het lastige met verouderingsinterventie is dat je daar eigenlijk al mee moet beginnen op het moment dat het voelt alsof je er nog geen baat bij hebt. Gelukkig kom je – wat minder fanatiek – ook al een heel eind als je elke dag een half uur wandelt, af en toe een lekker mediterraan dieet nuttigt, niet te veel strest, aandacht hebt voor sociale contacten en op tijd naar bed gaat. Of, zoals de oudste man ter wereld ooit zei: ‘Een rustig leven en niemand pijn doen’.

Dilimma bij dit alles is dus of je - desnoods met inbegrip van allerhande slijtageziektes en operatie-behandelingen - heel oud wil worden. Of mag het ook een paar jaartjes minder, maar dan wel in redelijke gezondheid en zonder al dat medische geknutsel. En mijn antwoord daarop is: beter korter maar met voldoende levenskwaliteit dan langer met een hoop ziektegetob en behandelgedoe. Zeker als met al die sorus er weinig zekerheid kan worden gegeven over een te herwinnen hebbelijke gezondheid. In dit verband zouden we het wat mij betreft nadrukkelijker moeten hebben over ouder worden in relatie tot het criterium ‘kwaliteit van leven’. Nou weet ik ook wel dat een hebbelijk niveau van levenskwaliteit door iedereen verschillend zal worden ingevuld. Waar het mij echter om gaat is dat je als oudere erover na zou kunnen denken wanneer je vindt dat er nog sprake is van het ‘genieten’ van het leven en wanneer je het leven overwegend ‘als een last’ gaat ervaren. In het eerste geval laat je het leven vrolijk zijn gang gaan, maar als het leven een overwegend medisch en psychisch getob wordt…..


  • Herman

7. Overbehandeling


In aansluiting op het voorgaande artikel: er is in de medische wereld een discussie gaande over wat goede behandelingen voor oudere patiënten zijn.  Dat vind ik een goede zaak. Want het lijkt tegenwoordig een taboe om een ziekte of aandoenig niet actief te bestrijden. Ook als het gaat om oudere patiënten die veel kwetsbaarder zijn dan jonge mensen. ‘Kwetsbaarheid’ is overigens so wie so nog een onontgonnen gebied in de geneeskunde. En waar het gaat om ouderen komt daar nog bij dat er een gebrek aan kennis bestaat over wat zware medische behandelingen voor ouderen kunnen betekenen.  Zo zou het normaal moeten zijn dat over de risico's en nadelen van een zware operatie bij ouderen eerst een specialist ouderen-geneeskunde wordt geconsulteerd. Want dan kan soms blijken dat niet behandelen een betere optie is. Hoewel deze raadpleging-vooraf nog lang niet in alle ziekenhuizen standaard is, zien we wel vooruitgang. Het gaat hier niet om de tegenstelling tussen wel of niet behandelen, maar wel om de beste behandeling die daarenboven aansluit bij de wensen van de oudere zelf. Dus is het goed om voorafgaande aan een beslissing over wel of niet behandelen relevante vragen te stellen. Hoe is deze persoon er fysiek en psychisch aan toe? Hoe zal hij of zij een zware operatie doorstaan? Het gevolg van een ingrijpende operatie kan ook betekenen dat iemand nooit meer thuis kan wonen. Weet die oudere dat? Ouderen zeggen soms na een behandeling: 'als ik dat geweten had...'

Geen misverstand! In de discussie over overbehandeling gaat het er niet om dat ouderen denken 'Ik doe er niet meer toe'. Het tegenovergestelde is waar: ouderen zijn de beste zorg waard, althans de meesten. Maar wel op basis van hun eigen, weloverwogen keuzes. En ook inclusief de overweging hoe het leven er na een behandeling gaat uitzien. En dan kan het dus zijn dat we het niet gaan hebben over een behandeling in de vorm van een operatie, maar over de beste thuiszorg.

Een dergelijk behandel-vraagstuk was overigens ook actueel toen we het hadden over de zinvolheid van het wel of niet behandelen op een IC van kwetsbare ouderen die besmet waren met het coronavirus. Dat had niets te maken met een ethische overweging om bij overvolle Ic’s wel of geen voorrang te verlenen aan jongeren boven ouderen. Het zogenaamd tegen elkaar 'afwegen' van generaties was en is een rare non-discussie. En het gaat ook niet over het voorrang geven aan ‘economisch-essentiëlen’ tegenover de ‘dor-hout’-medemens. Allemaal meningen van emotionele druktemakers die niet de kern raken! Want waar het over moet gaan en wat hier centraal behoort te staan is de vraag: wat zijn de levensverwachtingen voor een kwetsbare oudere met onderliggende aandoeningen nadat hij een doorgaans zware IC-behandeling heeft doorstaan!?

Terugkomende op het onderwerp medische overbehandeling bij ouderen constateer ik met vreugde dat daar meer politieke aandacht voor komt.  Met name Corinne Ellemeet, Tweede Kamerlid van Groen Links, slaagt er met niet-aflatende ijver in dit onderwerp op de agenda te krijgen. Want hier is het laatste woord nog niet over gezegd.


  • Herman



8. Memento mori of Carpe diem?!

  

Paul Delfgaauw behandelt in zijn eigen blog ‘Goden en mensen’ onderwerpen die een relatie hebben met filosofie, mystiek, religie en spiritualiteit. Zo heeft hij onlangs een beschouwing geschreven over ‘levens-haast’. Ik las dat terwijl ik zelf met de vraag bezig was wat of wie ‘de ziel’ is (zie mijn volgende artikel op deze sitepagina). En bij mij kwam de vraag op of ‘het leven’ en het einde daarvan zonder geloof in bijvoorbeeld reïncarnatie anders beleefd wordt dan wanneer je die aanname wel hebt. In het laatste geval ga je er namelijk vanuit dat er sprake is van ziels-‘verhuizingen’ van de ene persoon in een vorig leven naar een andere persoon in een volgend leven. Een cyclisch gebeuren dat doorgaans vele levens terug is begonnen en nog vele volgende levens zal vergen.


In de beschouwing van Delfgaauw over levenshaast

wordt uitgegaan van het eerste. Ofwel, je leeft maar

één keer. Dus maak er iets van nu het nog kan. Leef

en geniet alsof vandaag je laatste dag kan zijn.

Een slogan die ik zelf ook gebruik in mijn website om-

dat ik weet dat men in meeerderheid zo naar het le-

ven kijkt. Of ik het daarmee eens ben, is een andere

vraag (zie dus het hiernavolgende artikel).

Dus twee visies op ‘het leven’.

En het gaat mij er nu niet om welke van die twee de

juiste is of het meest aannemelijk, maar wel over hoe

je het leven en de dood verschillend kan opvatten, af-

hankelijk van de visie die jouw voorkeur heeft.


Nu dus eerst de aanname: ‘je leeft maar één keer’.

 

Delfgaauw haalt een vertelling aan in de Indische wijsheidstraditie. Het gaat over een leerling die van een wijze graag wil weten of er leven is na de dood. Het antwoord van de wijze luidt: ‘Is er leven vóór de dood? Dát is de kwestie!’  En van een leven vóór de dood word je je vooral bewust als die dood zich plotseling aankondigt. Bijvoorbeeld omdat je te horen krijgt ongeneeslijk ziek te zijn. Sterfelijkheid wordt dan ineens actueel en kan tot levenshaast leiden. Dat wil zeggen dat je in de tijd die je nog rest zo veel mogelijk uit jouw leven wil halen. Delfgaauw noemt een drietal boeken die over dit thema gaan.  


Communicatie-adviseur Ingeborg van Beek (1976 – 2022) schreef in 2016 haar autobiografie ‘Levenshaast’. Een verhaal over leven met een tikkende tijdbom in haar hoofd. Ze schrijft over spijt en verlangens, verdriet en optimisme en over haar rotsvaste geloof in de kracht van het nu. En haar psychologe voelt bij haar, naast verdriet door de confrontatie met ziekte en dood, een buitengewone vrolijkheid. Zij noemt Van Beek levendig en ontdekkend en zegt dat ze lijdt aan ‘levenshaast’. Ze adviseert haar dan ook te genieten van elk moment, want je leeft maar één keer! En op haar sterfbed wil de auteur geen spijt krijgen van alles wat zij níét heeft gedaan. ‘Ik wil drinken, dansen, de levenshaast door mijn aderen voelen stromen en ervan genieten’.

Zo bezien lijkt ‘levenshaast’ de overtreffende trap van 'carpe diem' ofwel pluk de dag. Die uitspraak is van de Romeinse dichter Horatius. Hij zei er echter wel bij: ‘moge je wijs zijn’ en ‘dat je de dag leert dragen wàt het ook maar zal zijn’. Je weet immers nooit wat je plukt. En als dat de nabije dood is, dan kom je onverhoeds uit bij memento mori: gedenk te sterven.

 

Het tweede boek is getiteld: ‘Op zoek naar de verstrooide tijd’ (2023) van journalist Koen Haegens. Hij vertelt zich sterk bewust te zijn van de beperkte levenstijd als hij midden in het leven onverwacht een levens-reddende operatie moet ondergaan. En daarna wil hij elke dag leven alsof het zijn laatste is. En hij vraagt zich daarbij af hoe het toch komt dat we het liefst zo veel mogelijk van onze beperkte tijd willen genieten, maar tegelijk onze tijd verspillen aan apps en sociale media. Kennelijk beslissen we niet actief over wat we met onze tijd doen, maar laten we ons meevoeren op de golven van de tijd. Het tegenovergestelde ervan noemt Haegens toegewijde tijd. ‘In confrontatie met de dood besef je dat tijd niet oneindig is en laad je de schaarse tijd die we nog hebben op met zin’. Ofwel, een plotselinge confrontatie met onze sterfelijkheid kan de zin van het zijn in ons wakker schudden. Niet zachtzinnig, maar meedogenloos. Met de vraag: Word ik morgen nog wakker? Het besef van onze eindigheid zorgt er met andere woorden voor dat de mens niet opgaat in een alledaags of oppervlakkig leven. Dus voorkomen om af te glijden naar een ‘vrijblijvend’ leven. Het gaat om ons ‘onverwisselbaar leven’. Dát verwerkelijken met het einde voor ogen. Betekent dit dat je alles uit het leven moet halen wat erin zit? Elke dag leven alsof het de laatste is? Alleen nog bezig zijn met het nastreven van genot en geluk? Gelukkig kunnen we dan weer te raden gaan bij Epicurus. Want ‘deze filosoof van het genot’, heeft het dan over genot als gemoedsrust. ‘Het doel van de mens is afwezigheid van geestelijke pijn’.

 

Tenslotte Arjan Broers, auteur van het derde boek in dit rijtje, getiteld ‘De beste helft’ (2023).  Nadat hij was opgekrabbeld uit een flinke burn-out en weer energie voelde, kwam bij hem de vraag op: wat ga ik in het vervolg van mijn leven doen? Het interesseerde hem minder dan vroeger wat hij wilde verdienen of bereiken, maar was nieuwsgierig geworden naar de vraag wat je te doen of te geven heb. Het bracht hem dichter bij de zin van het zijn, dichter bij de betekenis van het bestaan. En met de openingszin uit de songtekst ‘Is dit alles’ van de band Doe Maar (“Maar weet je lieve schat wat het geval is? Ik zoek iets meer ik weet alleen niet waar”) krijgt het boek van Broers als subtitel mee: Kunnen we behalve alsmaar ouder ook wat wijzer worden? Want er komt een moment dat je ‘iets of iemand’ bent geworden, maar dan moet je nog een poos. Dus een uitgelezen periode om geestelijk te groeien en wijzer te worden. Volgens Broers een taak voor ieder van ons, én voor ons samen.

 

‘Is er leven vóór de dood? Dát is de kwestie!’ zei de wijze aan het begin van dit artikel. Zeker als je er van uit gaat dat je maar één keer leeft. Het is dan goed – zo weten we nu - om de confrontatie met je sterfelijkheid bijtijds aan te gaan.

Maar op tijd stílstaan bij het sterven en de dood is ook geboden als je uitgaat van zielsverhuizing. Ofwel als je gelooft dat je ziel na ieder leven weer terugkeert in een volgend leven. Dat ziet er echter wel anders uit. Daarover in het nuvolgende artikel.


Herman




9. Memento mori én Carpe diem!


‘De kunst om goed te leven en de kunst om goed te sterven is dezelfde’. Epicurus, vierde eeuw v. Chr.

 

In het hindoeïsme zijn reïncarnatie en karma pijlers onder  de leer van 'het juiste leven': als je goed leeft, kom je in een hogere kaste of rang terecht in je volgende leven en als je slecht leeft, in een lagere, of zelfs in een dier. Het doel is steeds verder op te ­­klimmen totdat je ten slotte verlost bent van terugkeer en eeuwig zal verblijven in goddelijke sferen (nirwana).

In het boeddhisme gaat men niet uit van een persoonlijke, onsterfelijke ziel. Dat wat overgaat van het ene naar het andere leven bestaat alleen uit patronen van eigenschappen. Uiteindelijk is er verlossing van de illusie van een afgescheiden bestaan.

En in onze westerse samenleving zien we voorzichtig aan steeds meer aanhangers van de idee dat we niet alleen een lichaam en geest hebben, maar ook een onsterfelijke ziel. Een ziel is in deze opvatting alles wat je bent dat niet je lichaam en je geest is. Anders gezegd, je bent een ziel en je hebt een lichaam en geestelijke vermogens (gevoel en verstand). De ziel is dus persoonlijk, wie je bent en wat verhuist van leven naar leven. Dat gaat eeuwen door, dat ziels­ver­huizen. En één keer zal ooit vast wel de laatste zijn. En dan gaat je ziel naar een astrale wereld.

 

Voor het zover is, is de tijd tussen twee levens interessant

Mijn ziel maakt zich na mijn dood los van mijn tijdelijke en

sterfelijke lichaam, van mijn bewustzijn en van dit leven.

Dit zogenaamde zielsverlaten is, zoals cardioloog Pim van

Bommel omschrijft, “het ontkoppelen van mijn verruimde 

bewustzijn van mijn lichaam"; mijn ik als stoffelijk wezen

lhoudt op te zijn. En mijn ziel, zie zich van mij heeft losge

maakt te zijn. En mijn ziel, die zich van mij heeft losge-

maakt, gaat terug naar astrale sferen om zich voor te be-

reiden op een volgend levenstraject.  

 

Dus mijn ziel trekt telkens - als een jas - een andere persoonlijkheid aan. En wat ik heb gedaan of nagelaten in dit leven bepaalt voor een deel welk levenspad door mijn ziel wordt voorbereid voor een volgend leven. Het idee is dat je ziel gedurende de periode tussen twee levens een terugblik krijgt op je zojuist beëindigde leven. Niet alleen wat je zelf deed, voelde en dacht, maar ook wat dat teweeg bracht bij anderen. De pijn en de vreugde die je hebt veroorzaakt (bij jezelf en bij anderen), de onafgemaakte zaken die zijn blijven liggen en de overmatige hechtingen waaraan we ons hebben vastgeklampt. Dit alles vormt je karma en dat uit zich in verwachtingen. Karma is dus niet - zoals vaak wordt gedacht - een ‘goddelijke’ vergelding; er wordt niet gestraft. Bepaald gedrag genereert wel een karmische schuld: je oogst immers wat je hebt gezaaid. Een ‘geslaagd’ leven is dan vooral een leven waarin weinig negatief karma is opgebouwd. Onder andere omdat ik anderen en mijzelf weinig in de weg heb gelegd om het levensprogramma te volvoeren. Maar wat je vorige levens ook waren, hoe je ook geleefd hebt, het is altijd mogelijk om een nieuw begin te maken. En het gaat hierbij niet om succes, macht, winst of bezit, maar het draait altijd om innerlijke ontwikkeling.

 

Alles wat ik nu ben, is - zo bezien - het resultaat van vele geleefde levens met opgedane ervaringen van mijn ziel tot nu toe. En tussen twee levens is mijn ziel bezig met het op- en bijstellen van mijn levensprogramma; een plattegrond met een levensroute. En ik hebt de vrijheid om deze routekaart te volgen of om ervan af te wijken. Ik ben dus nooit slachtoffer van mijn lot, maar co-creator in samenwerking tussen mijn ziel (de route-eigenaar) en mijn bewuste zelf (dat het vermogen heeft om actie te nemen). Om te zorgen dat elke incarnatie optimaal benut wordt, creëert mijn ziel dus steeds een routekaart/levensprogramma voor het volgende leven. Een dergelijk programma omvat o.a. ontmoetingen met mensen, lessen om te leren en missies om te volbrengen. Zo bezien is mijn levensprogramma mijn bestemming en bestaat het naast mijn vrije wil.


Dat is dus een andere opvatting dan de meer gangbare gedachte anno nu dat het leven eigenlijk een een-malige exercitie is. Dood is dood en daarna is er niets meer. In mijn vorige artikel ‘Memento mori of Carpe diem ?!' is die gedachte het uitgangspunt. 'Geen leven na de dood' is trouwens een ‘eigentijdse’ gedachte die nog niet zo oud is en pas de laatste decennia meer gangbaar is geworden. Ook omdat er volgens mij sprake is van een afnemende kennis over religie en weinig ideevorming over het aardse, eindige ‘ík’ in combinatie met  opvattingen over een ‘doorgaande ziel’. Met ook nog 's een onderscheid tussen geest en ziel. Ik heb een geest en ik ben een ziel. Mijn geest is eigenlijk mijn bewust­zijn (verstand en gevoel) dat onderdeel uitmaakt van het universele. Dat is niet iets persoonlijks. En dat geldt ook voor mijn lichamelijke presentatie, die eindig is na mijn dood. Dus met mijn doodgaan houdt niet alleen mijn lijf op te functioneren, maar ook mijn geest maakt zich van mij los. De ziel daarentegen is wat ik in essentie ben en blijf. En die zal ‘als een jas’ weer worden aangetrokken door een nieuwe persoon in een volgend leven. Mijn ziel reïncarneert dus. 

 

Ik heb verder over dit alles geen enkel beeld, geen visualisatie. Ook niet over hoe het zielsverwijlen in hogere sferen tussen twee levens er concreet uitziet. Ik probeer me daarover ook geen voorstelling te maken. Want ‘daar’ is volgens mij sprake van dimensies die ons menselijke voorstellingsvermogen te boven gaan. Ik kan mijn ‘zielsgeloof’ ook niet onderbouwen of staven met ‘bewijzen’. Maar dat kunnen de ‘aanhangers’ van de dood-is-dood-aanname ook niet.

Belangrijk neveneffect van mijn hier beschreven zielsopvatting is wel dat het mij rust geeft. Immers, het hoeft niet allemaal in één leven gedaan te zijn zoals gedacht wordt binnen de dood-is-dood-opvatting. Er is in mijn ziels-idee na elk leven weer sprake van een ‘herkansing’. De gedachte dat je moet leven alsof elke dag de laatste kan zijn, heb ik dus niet zo. Er is in deze opvatting geen laatste dag! Oude zielen die nu nog steeds incarneren doen er bijvoorbeeld al zo’n vijf à zesduizend jaar over, zo stelt Ainslie Mac-Leod (medium en auteur van o.a. ‘Overwin je angsten uit vorige levens’ en ‘Gids voor oude zielen).

Dus tijd en gelegenheid te over om er alsnog en uiteindelijk iets moois van te maken! En dan bedoel ik dus het dood-gaan bewust te gedenken en tegelijkertijd het leven-van-nu positief te be-leven. Niet eenmalig maar nog vele levens hierna!


Herman




10. Over rouw en troost


“Ik heb het er steeds over, dus zal ik er wel

verstand van hebben”, een vrij citaat van Bert

Keizer, arts en filosoof. Keizer heeft vanuit

zijn professie natuurlijk een grote voorsprong

op mij . Maar dan nog, wie heeft er verstand

van de dood? De mens heeft als enige levens-

vorm besef van tijd en van zichzelf. Maar ver-

der is het toch een en al mysterie. Hoe is er

ooit leven ontstaan? En wat weten we eigen-

lijk over de dood? Over onze eigen dood?

Ja, we weten dat die onvermijdelijk is.

We weten ook dat we daar doorgaans minder

tegen op gaan zien als we ouder worden.

En in onze laatste jaren lijkt het alsof de dood

het steeds meer over mij gaat hebben in plaats

van andersom.

Natuurlijk, iedereen wil graag honderd worden, zonder lichamelijke en geestelijke gebreken. Maar dat is maar weinigen gegeven. De laatste jaren voordat we doodgaan brengen we meestal gebrekkig en tobberig door. Trouwens, ik heb al eerder gemeld dat we weliswaar steeds ouder worden, maar ook het aantal jaren met ziektes en aftakeling neemt gemiddeld genomen toe. En door de enorme geboortegolf na de laatste wereld-oorlog dragen onze babyboomers ook nog ‘s fors bij aan een versnelling van de vergrijzing van onze bevol-king. Er zullen bijgevolg de aanstaande decennia meer Nederlanders sterven dan ooit tevoren.


Dit alles betekent dat de aandacht voor de dood zal gaan toenemen. En dan doel ik niet zozeer op afscheids-bijeenkomsten en rituelen daaromheen, maar meer op de wijze waarop we omgaan met doodgaan. Want dat is nu nog een behoorlijk taboe. Niet alleen voor de omstanders maar ook voor diegenen die dood gaan. De dood en alles wat daar bij hoort, daar hebben we het liever niet over. Maar ook doodgaan hoort bij het leven. Niet alleen vlak voordat de dood aanklopt, maar al ver daarvoor. En heel voorzichtig meen ik een positieve ontwikkeling te bespeuren. Er komt meer nagedacht voor vragen als: Was mijn leven zoals ik het geleefd heb de moeite waard? En als dat zo is, durven we zo’n vraag dan ook aan elkaar te stellen?

Hoe dan ook, het is doorgaans hard werken als je ernstig ziek wordt. In zo’n levensfase stel je regelmatig je wereldbeeld en je doelen bij en ben je in een voortdurende strijd verwikkeld. Niet in de zin van bijvoorbeeld ‘een strijd tegen kanker’. Want daarvoor hebben we een dokter. Die probeert de cellen te vernietigen of te remmen. Jij bent als zieke helemaal geen verliezer als je in die “strijd” ten onder gaat. Nee het gaat dan meer om een strijd tijdens het stervensproces-op-zich. Steeds meer eigenschappen vallen weg. We hebben voor zo’n laatste traject nauwelijks woorden . Het zou helpen als we daar iets handiger in worden. En dat we ook meer gaan beseffen dat gesprekken een heel andere intensiteit krijgen naarmate de tijd kostbaar wordt.

 

Ook voor het goed omgaan met nabestaanden zal meer aandacht gaan komen. Daar is nog een wereld te winnen. Mensen komen er sneller bovenop als ze onthouden dat tegenspoed niet (uitsluitend) hun eigen schuld is en dat niet alle aspecten van het leven zijn te beïnvloeden.  En het grootste misverstand over rouw is dat je nabestaanden zou helpen door erover te zwijgen. Alsof ze er niet aan denken als je ze er niet aan herinnert. Dus schaam je niet om zoveel over je verlies te praten als je wilt en durf hulp te vragen. Want alles in je eentje verwerken lukt  in een tijd van verdriet en radeloosheid niet.

Bij rouw gaat het vaak meer over verdriet en woede en minder over onzekerheid. En na de diepste rouw-verwerking begint er langzaam aan een nieuw gevoel van betrekkelijkheid het dagelijkse leven binnen te druppelen. Maar ook dan is het goed om de gelegenheid te hebben over een overledene te blijven vertellen.  En misschien worden we dan weer verdrietig, maar dat is niet erg. Liever deze korte momenten van verdriet dan dat we iemand ‘vergeten’. Een half jaar na het overlijden van een partner heeft meer dan de helft van de mensen het overweldigende verdriet achter zich gelaten. De rouw blokkeert dan niet meer het verder gaan met je leven en het mogen genieten van mooie momenten, terwijl je tegelijkertijd jouw overleden geliefde niet hoeft los te laten. Je moet hem of haar alleen op een andere manier proberen vast te houden.

Rouwen blijft evenwel iets persoonlijks: de  een heeft meer tijd nodig om een verlies te verwerken dan de ander. En ik haast me te zeggen dat rouw eigenlijk nooit overgaat. Wat rouwen met je doet, ontdek je pas wanneer hij het zelf in alle hevigheid meemaakt. In elk geval is het onzinnig te denken dat de tijd alle wonden heelt. Een rouwproces duurt een leven lang. En de troostkaartjes die na een lange tijd in de bus vallen, doen misschien wel het meeste deugd.

 

Naast rouwen verdient ook troosten meer aandacht. Zeker is onze tijd,  omdat we in een cultuur leven waarin succes vooropstaat. We besteden dus liever geen aandacht aan verlies. Troost is daarenboven een ouder-wets woord dat riekt naar kerkelijk gedoe. Maar dat we niet langer in een god of een hiernamaals geloven, maakt het er niet makkelijker op om troost te vinden. Gedurende tweeduizend jaar was het geloof in een leven na de dood de grootste bron van troost. Je geliefde was dood, maar later zou je hem of haar terugzien. De meeste mensen geloven dat niet meer.

Maar gelovig of niet, we zijn minder seculier of rationeel dan we denken. De verlichting heeft ons niet bevrijd van een verlangen naar een diepere verklaring of troost. En de omgeving waarin iemand sterft, heeft een grote invloed op vertroosting. Zo is de sfeer na euthanasie meestal veel lichter dan na een natuurlijk over-lijden. Mensen hebben samen nog een drankje gedronken en kaarsen aangestoken. Nabestaanden zijn voelbaar opgelucht omdat er geen lange doodsstrijd aan het overlijden is voorafgegaan. En hetzelfde geldt voor de plaats waar iemand overlijdt. In een ziekenhuis is dat veel ingewikkelder en moeilijker  dan thuis of in een hospice.

Vaak weten mensen niet wat te zeggen als de dood voorbij komt. En toch, erken dat het allemaal heel heftig is en dat je graag iets wilt doen om de ander te helpen of te troosten. Denk ook nooit dat jouw steunbetuiging niet welkom zou zijn. Uit de liefdevolle woorden van mensen van wie ze het niet verwachten, putten mensen die rouwen evengoed veel troost. En, wie afscheid heeft moeten nemen van een geliefde, heeft vooral nood aan een luisterend oor.

Verdriet om de dood van een ander roept naast zelfmedelijden ook eenzaamheid op. Verlies geeft je een gevoel van eenzaamheid. Troost ontvangen is dan ontdekken dat je toch niet alleen bent. Een vraag als ‘hoe gaat het?’ helpt dan niet echt. Dat is veel te algemeen en moeilijk om op te reageren. En ook heeft  iemand in rouw geen boodschap aan  andermans oordelen en relativeringen. Beter is het te vragen hoe het vanmiddag, gisteravond of vannacht was. Dan beginnen ze wel te vertellen.


Herman




11. Medische zorg en behandeling in de laatste levensfase


De Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige

Levensbeëindiging (NVVE) houdt zich be-

zig met aspecten die te maken hebben met

een zo wenselijk mogelijke beëindiging van

het leven. Denk hierbij aan informatie, ad-

visering en ondersteuning met betrekking

tot zorg en behandeling in de laatste levens-

fase; het wel ofniet kiezen voor reanimatie,

wilsverklaringen en euthanasieverzoeken,

daadwerkelijke ondersteuning bij de uitvoe-

ring van euthanasie. Voor een paar tientjes

per jaarben je lid, krijg je periodiek informatie

over de genoemde aspecten en kun je ge-

bruikmaken van de diensten van de NVVE.

 

In een nieuwsbrief van de NVVE las ik over een aantal hier benoemde zaken die ik graag in samenvattende zin wil weergeven. Het is belangrijk om met jouw arts te praten over het laatste stuk van je leven. Welke vra-gen, wensen en verwachtingen zijn er? Wat is lijden voor mij? Welke behandelingen zijn er om pijn en lijden te verlichten? Wil ik een behandeling wel of juist niet? Wordt er gedacht aan euthanasie? Allemaal vragen die te maken hebben met een zo goed mogelijke afronding van ons leven.

Deze aflevering gaat over mogelijkheden van (medische) zorg en behandeling in laatste levensfase.

 

De laatste weken of maanden van ons leven zijn vaak waardevol en emotioneel, voor onszelf en voor de mensen om ons heen. We nemen afscheid van het leven. Het geeft rust als we  het leven goed kunnen afronden. Misschien kunt je thuis blijven, misschien ga je naar een hospice of een andere instelling. Dat betekent afscheid van het huis waar je misschien jaren gewoond hebt, van de buurt en de vertrouwde omge-ving. Misschien zul je bij elke belangrijke gebeurtenis denken: dit is waarschijnlijk de laatste keer dat ik dit meemaak. En dan is er ten slotte het afscheid van je dierbaren. Veel mensen overlijden vanzelf en rustig. Maar sommigen krijgen last van benauwdheid, angst of pijn.

 

Er zijn mogelijkheden om het lijden in de laatste (terminale) fase te verminderen, zoals behandeling van pijn, angst en onrust. Ook de naasten kunnen veel voor je doen als het levenseinde dichtbij komt, bijvoorbeeld waken. Verder kan praten met een geestelijk verzorger prettig zijn. Misschien denk je erover om de dood te versnellen, bijvoorbeeld door te stoppen met eten en drinken of door euthanasie. Praat met je huisarts over wat jij belangrijk vindt en graag wilt.

 

Thuis sterven. Dat willen mensen graag. Het is dan wel belangrijk dat er genoeg zorg is. De huisarts en de wijkverpleegkundige zorgen ervoor dat je goed verzorgd wordt. Ook bij wassen, aankleden, eten en hulp bij de huishouding kan de thuiszorg helpen. Een verpleegkundige of verzorgende komt meerdere keren per dag langs als dat nodig is. De huisarts komt in deze periode ook regelmatig langs. Ook een partner, familie of vrienden zijn belangrijk. Er zijn speciale vrijwilligers die jou thuis kunnen ondersteunen. Als je ze belt, kan er meestal snel een vrijwilliger komen helpen. Die heeft veel ervaring in de zorg. Ze hebben vaak zelf een dierbare verloren en weten daardoor hoe dat voelt. Zij kunnen ook 's nachts bij je zijn.

De nachten zijn voor veel mensen moeilijk in de laatste weken. Je kunt je onzeker voelen en onveilig. Veel mensen willen graag dat er 's nachts iemand bij ze is. Als je 's nachts zorg nodig hebt, komt een verpleeg-kundige of verzorgende van de thuiszorg 's nachts een of een paar keren langs. Bijvoorbeeld om je naar het toilet te brengen of medicijnen te geven.
Om nachtzorg te kunnen krijgen, schrijft de huisarts een ‘terminaal verklaring’. Daar staat in dat de arts ver-wacht dat je nog maximaal 3 maanden te leven hebt. Wil je graag dat er de hele nacht iemand bij je is? Misschien kunnen jouw kinderen of familie bij je  overnachten. Mar als dat niet alle nachten te regelen, dan kan de thuiszorg soms de hele nacht blijven. En als dat niet kan dan kun je voor nachtzorg bellen naar de Vrijwillige Palliatieve Terminale Zorg. Er komt dan 's avonds laat tot 's ochtends vroeg iemand. Deze vrijwilliger heeft veel ervaring met nachtzorg. Die kan je helpen, waken en 'er zijn'.

 

En dan is er de hospice. Een geweldige voorziening: een gebouw met ingerichte kamers en gerund door vrij-willigers. Je krijgt hier een eigen kamer. Soms zijn er ook logeerkamers voor familie. In het hospice is de sfeer zoveel mogelijk als thuis en krijg je zorg van vrijwilligers en verpleegkundigen. Familieleden of andere naas-ten kunnen ook helpen. De verpleegkundige is er meestal meerdere momenten per dag. In sommige hospices is er 24 uur per dag een verpleegkundige. Er is goede samenwerking met artsen en andere zorg-verleners. Als u in een hospice dichtbij huis komt, kan uw eigen huisarts misschien zorg blijven geven. Anders krijgt u zorg van de huisarts in de buurt van het hospice. Sommige hospices hebben een vaste arts in dienst.

Als je gaat sterven, dan kun je ook naar een verpleeghuis, een woonzorgcentrum of naar een ziekenhuis. Daar is vaak ook een speciale afdeling voor mensen die gaan sterven.


Er zijn verschillende behandelingen om pijn en lijden te verminderen, zoals morfine. Ook zijn er medicijnen te-gen angst. Je wordt er rustig, ontspannen en minder angstig van. Maar ook het stoppen met bepaalde medi-cijnen die je gebruikt kan een issue zijn. Bespreek met jouw huisarts welke medicijnen echt nodig zijn en met welke je kunt stoppen.

Als het einde van het leven dichtbij is, lukt eten en drinken vaak niet meer. Jouw lichaam neemt geen voedsel of vocht meer op. Eten en drinken hoeft ook niet meer. Je wordt zwakker, suffer. Je slaapt in en sterft uitein-delijk op een natuurlijke manier. Je kunt er ook voor kiezen eerder te stoppen met eten en drinken. Dit ver-snelt de dood. Bijvoorbeeld als je erg oud of ziek bent en eigenlijk geen zin meer hebt in eten en geen dorst meer hebt. Dan kan dit een goede manier van sterven zijn. Bespreek al deze mogelijkheden met jouw arts als je dit zou willen. Jouw huisarts kan je hierbij begeleiden.


Herman




12. Wensen over zorg en behandeling in de laatste levensfase vastleggen


De Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Levensbeëindiging (NVVE) houdt zich bezig met aspecten die te maken hebben met een zo wenselijk mogelijke beëindiging van het leven. Hierbij kunnen we denken aan informatie, advisering en ondersteuning met betrekking tot: wensen, verwachtingen, zorg en behandeling in de laatste levensfase; het wel of niet kiezen voor reanimatie, wilsverklaringen en euthanasieverzoeken, daadwerkel-ijke ondersteuning bij de uitvoering van euthanasie. Voor een paar tientjes per jaar ben je lid, krijg je periodiek informatie over de genoemde aspecten en kun je gebruik maken van de diensten van de NVVE. In een van de laatste nieuwsbrieven las ik over een aantal hier benoemde zaken die ik graag in een drietal artikelen samen-vattend wil weergeven.

 

Het is belangrijk om met je arts te praten over het laatste stuk van jouw leven. Wat zijn jouw vragen, wensen en verwachtingen? Welke behandelingen zijn er om pijn en lijden te verlichten? Wil je een behandeling wel of juist niet? Allemaal vragen die te maken hebben met een zo goed mogelijke afronding van jouw leven.

 

Deze aflevering gaat over wilsverklaringen.

Daarover bestaan nogal wat misverstanden. Dat komt

omdat er verschillende soorten van benamingen en

verklaringen zijn, elk met een eigen rechtsgeldigheid

en bedoeling.

Een wilsverklaring gaat over te regelen zaken tijdens

je leven. Ze worden ook wel aangeduid als wilstesta-

ment. Niet zo'n gelukkige naam, want 'testament' doet

eerder denken aan iets dat pas speelt na je dood.

Maar goed, een wilsverklaring kun je opstellen om be-

handel- en zorgwensen kenbaar te maken in je laatste

levensfase (zie verderop). Ook een euthanasieverzoek en een behandelverbod zijn op te vatten als een wilsver-

klaring. Hoe dan ook, bij alle wilsverklaringen is het raadzaam een gevolmachtigde te benoemen voor het geval

dat je wilsonbekwaam wordt. Dit soort van verklaringen gaan via je huisarts en hoeven dus niet de notaris te passeren! En dan zijn er ook nog wilsverklaringen die gaan over het veilig stellen van materiële belangen, zoals het namens jou verrichten van bankzaken. Het is raadzaam zo’n verklaring wel notarieel op en vast te stellen. Maar over dat soort wilsverklaringen gaat het in deze aflevering niet.

 

Wel dus over wilsverklaringen om behandel- en zorgwensen kenbaar te maken in je laatste levensfase.

Een dokter is in principe verplicht dit soort van verklaringen op te volgen.

Schriftelijk wordt vastgelegd wat jouw wensen zijn met betrekking tot medische) zorg en behandeling in je laatste levensfase. Misschien weet je al dat je een ziekte hebt en niet beter kunt worden of dat je nog maar een paar maanden of weken te leven hebt. Of misschien bent je oud en kijk je uit naar het einde. Misschien ben je gezond, maar vindt je het fijn als jouw arts weet hoe jij over jouw levenseinde denkt. Misschien wil je nadenken en praten over wat je in de toekomst wil aan zorg en behandeling.  

Het is goed om bijtijds en voordat de laatste levensfase zich aandient zelf na te denken over de wensen die je hebt over medische zorg en behandeling in die laatste levenperiode. Vervolgens kun je die wensen met jouw arts en naasten bespreken. Het is goed dat ook zij weten dat jij die wensen hebt. De arts kan dan ook laten weten wat in jouw geval wel en niet haalbaar of wenselijk is. Als je weet dat je niet meer beter wordt, krijg je in elk geval altijd hulp en medische (palliatieve) zorg en zijn er mogelijkheden om pijn en lijden te verminderen.


Het resultaat van deze gesprekken kun je schriftelijk vastleggen in een zogeheten wilsverklaring. Er zijn voor deze wilsverklaringen geen regels hoe je jouw wensen moet opschrijven. Schrijf duidelijk op wat je wilt, in jouw eigen woorden, maar wel op een manier dat er bij de arts geen twijfels kunnen ontstaan. Je kunt dus zelf een dergelijke wilsverklaring maken en daarin opschrijven welke behandelingen je nog wel of juist niet wilt.  Het gaat erom dat de verklaring duidelijk van jouw is en bij jou past. Je naam, handtekening en datum moet je wel vermelden. Dan is jouw wilsverklaring meteen geldig. Voor een dergelijke wilsverklaring hoef je dus niet naar een notaris de gaan.

 

Wat schrijf je op in zo’n wilsverklaring? Hierbij valt te denken aan de behandelingen die je wel of niet meer wilt krijgen. Wil je aan het einde van je leven nog naar een ziekenhuis of juist niet meer? Wat wil je als je een ernstige beroerte hebt gehad, erg dement bent geworden of in coma ligt?  Wil je dat de artsen er dan alles aan doen om jouw leven te verlengen of niet? Het is heel belangrijk dat je jouw schriftelijke wilsverklaring op tijd met jouw arts en je naasten bespreekt. De arts kan dan doorvragen wat je precies bedoelt. Dat helpt als hij later over jouw zorg moet beslissen, samen met je naasten. Goed om te weten: jouw arts zal altijd pijn, be-nauwdheid, jeuk of andere klachten zo goed mogelijk verlichten. Tenslotte, wijs iemand aan die tijdens jouw laatste levensfase namens jou kan optreden als gevolmachtigde als jij daar zelf niet meer toe in staat bent door wilsonbekwaamheid.

 

Geef jouw naasten en zorgverleners (zoals de huisarts, medisch specialist of specialist ouderengeneeskunde) een kopie van jouw schriftelijke wilsverklaring. De arts neemt jouw wilsverklaring ook op in jouw medisch dossier. En tenslotte: houd jouw wilsverklaring actueel. Als je nadien echt ziek bent, da ga je vaak anders denken over bepaalde behandelingen. Praat dan met je arts over de verandering van jouw wensen. Vertel de arts ook dat je jouw wilsverklaring hebt veranderd. Jouw arts zet dit dan in jouw medisch dossier en voegt daar jouw aangepaste wilsverklaring aan toe.


Herman




13. Wensen over zorg en behandeling; wel of niet reanimeren


De Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Levensbeëindiging (NVVE) houdt zich bezig met aspecten die te maken hebben met een zo wenselijk mogelijke beëindiging van het leven. Hierbij kunnen we denken aan informatie, advisering en ondersteuning met betrekking tot: wensen, verwachtingen, zorg en behandeling in de laatste levensfase; het wel of niet kiezen voor reanimatie, wilsverklaringen en euthanasieverzoeken, daadwerkelijke ondersteuning bij de uitvoering van euthanasie. Voor een paar tientjes per jaar ben je lid, krijg je periodiek informatie over de genoemde aspecten en kun je gebruik maken van de diensten van de NVVE. In een van de  laatste NVVE-nieuwsbrieven wordt geschreven over  een aantal hier genoemde zaken. Die wil ik graag hier in een drietal artikelen samenvattend weergeven.

Deze derde aflevering gaat over wel of niet reanimeren.  Het gaat dan over de vraag of je bij een hartstilstand gereanimeerd kan en wil worden. Hoe ouder je namelijk wordt, hoe groter de kans op een hartstilstand.

 

Wanneer je hart en ademhaling stilstaan,

kan met reanimatie geprobeerd worden

het hart en de ademhaling weer op gang

te krijgen. Dit gebeurt door hartmassage

in combinatie met mond-op-mondbeade-

ming (blazen in de mond en soms neus).

Door deze mond-op-mond beademing en

hartmassage wordt geprobeerd weer

zuurstof in jouw lichaam en vooral in

jouw hersenen te krijgen.

De reanimatie moet meestal worden vol-

gehouden totdat er een defibrillator (of

AED) kan worden gebruikt. Een defibtilla-

tor is een apparaat dat stroomstoten geeft waardoor het hart soms weer normaal kan gaan pompen. In veel kantoren en openbare gebouwen hangt een AED aan de muur.

Wanneer je gereanimeerd wordt, moet iemand anders direct 112 voor de ambulance bellen. Zodra de mensen van de ambulance er zijn, nemen zij de reanimatie over (tenzij duidelijk is dat het geen zin meer heeft). Zij werken ook met een AED en sluiten een infuus aan om medicijnen te geven. Ze kunnen ook een beademingsbuis in je luchtpijp inbrengen. Als het hart weer pompt, wordt je zo nodig naar het ziekenhuis vervoerd voor verdere behandeling.

 

Zodra je een hartstilstand krijgt, bent je bewusteloos. Om snel te kunnen handelen is het belangrijk dat familie en hulpverleners van te voren weten of ze je wel of niet moeten reanimeren. Daarom zal jouw (huis-)arts hierover met je praten als jouw gezondheid daarom vraagt. Het wordt ook met je besproken als je wordt op-genomen in een ziekenhuis of als je in een verzorgings- of verpleeghuis gaat wonen.
Je kunt aangeven of je wel of niet gereanimeerd wilt worden. Dan weten jouw naasten en alle hulpverleners waar ze aan toe zijn. Op tijd nadenken en praten over wel of niet reanimeren is dus belangrijk. Schrijf jouw gedachten over reanimatie eventueel op. Ikzelf heb dit onderwerp besproken met mijn huisarts en opgeno-men in het niet-behandelgedeelte van mijn euthanasieverzoek.

 

Na vier tot zes minuten zuurstofgebrek raken de hersencellen beschadigd. Als er niets wordt gedaan, overlijdt je waarschijnlijk binnen 10 minuten na een hartstilstand. Daar merk je zelf niets van. Hoe ouder je wordt, des te groter wordt de kans op een hartstilstand. Een hartstilstand kan bijvoorbeeld ontstaan wanneer jouw hart te weinig zuurstof krijgt. Dit komt meestal doordat bloedvaten van het hart dicht gaan zitten. Je krijgt dan een hartinfarct. Ook kan een hartstilstand ontstaan door uitputting van het hart (hartfalen).

 

Met reanimatie is er overigens maar een kleine kans dat je het overleeft. Hoe eerder gestart wordt met reani-meren, hoe groter die kans. Als binnen 6 minuten met een AED een stroomstoot gegeven wordt, is de kans dat je de hartstilstand overleeft het grootst. Je kunt aan een hartstilstand wel klachten overhouden. Lichte restklachten zijn bijvoorbeeld lichte geheugenproblemen, iets moeilijker kunnen praten en lichte verlamming van een arm of een been. Ernstige restklachten zijn ernstige geheugen- en spraakproblemen, verlammingen of coma.

Van de 100 mensen die ouder zijn dan 70 jaar en buiten het ziekenhuis gereanimeerd worden, blijven er gemiddeld 12 in leven. De andere 88 overlijden. Van deze groep ouderen  die in het ziekenhuis gereanimeerd wordt, blijft gemiddeld 19 in leven. De andere 81 overlijden. Van de 100 mensen die door reanimatie nog leven, houden er 90 dezelfde gezondheid als voor de hartstilstand of lichte restklachten; 10 van de 100 mensen houden ernstige restklachten. Als je ouder wordt en/of ernstig ziek, wordt de kans dat je een hartstil-stand overleeft steeds kleiner.

 

Als je wel gereanimeerd wil worden dan hoef je niets te doen. Bij een hartstilstand word je zo mogelijk gere-animeerd. Behalve als de (huis)arts vanwege jouw gezondheid verwacht dat er zeer weinig kans is dat je de reanimatie overleeft.

Als je niet gereanimeerd wil worden, dan is het goed dit samen met een vertrouwd persoon en de (huis)arts te bespreken. De (huis)arts kan dan in jouw medisch dossier opschrijven dat je niet gereanimeerd wilt worden.

Ook kun je een niet-reanimeerpenning aanschaffen. Wanneer je die zichtbaar draagt, kunnen bijvoorbeeld ambu-lanceverpleegkundigen zien dat ze je niet moeten reanimeren.

Ook jouw (huis)arts kan beslissen dat je bij een hartstilstand niet gereanimeerd moet worden. Namelijk, als wordt verwacht dat er zeer weinig kans is dat je de reanimatie overleeft of  dat je bij overleving een grote kans hebt op ernstige restklachten.  

Dat bespreekt hij met je en hij schrijft dat in jouw patiëntendossier.

Ziekenhuizen hebben hier vaak een speciaal formulier voor dat in jouw dossier komt, het formulier Behandelings-beperkingen. Hierop staat of je wel of niet gereanimeerd wil worden.


Herman




"Ik ben niet bang om dood te gaan. Ik vind dat zelfs een rare angst, want ik kan me niets voorstellen bij dood zijn. Ik zou het niet erg vinden om te zeggen: nu is het genoeg geweest. Ik zou het wél angst-aanjagend vinden om in vreselijk lijden en ziekte te worden gestort". - Hedy d'Ancona