Mijmeringen 51-60

Mijmeringen 51 t/m 60

- Op één A-4’tje, van 'ken uzelf' tot 'wie ben ik' 51

- Aan mijn kleinkinderen: "Waar worden jullie blij van?" 52 

- Tegeltjes hebben ook hun geschiedenis - 2 / 53 #

- Wat is eenzaamheid eigenlijk? 54

- Vraagtekens bij 'de mens is een sociaal wezen'  55

- Is de eenling ook eenzaam? 56

- We zijn en masse aan het labelen! 57

- Wijsheden die het leven mooier maken 58

- Waarom sommige boeken je bijblijven 59

- Moeten wij kiezen uit wat ons voorgeschoteld wordt? 60

"Je kunt schrijven zonder schrijver te zijn, zoals je kunt pianospelen zonder pianist te zijn" (Gerwin van der Werf).

Als je mij iets wil laten weten, dan kun je me mailen: h.v.veldhuijzen@gmail.com

Descartes

Descartes

Op één A-4’tje, van ken uzelf tot wie ben ik…  51

Dat ‘de’ filosofie zich niet bezighoudt met de zin van het leven, werd mij jaren geleden al duidelijk gemaakt. ‘De filosofie moet nadenken over wat wij menen te weten’, aldus wetenschapsfilosoof Herman de Regt. Er doet volgens hem een hoop onzin de ronde over filosofie. De filosofie heeft het overigens altijd al moeilijk gehad. En het schiet ook niet echt op, als we de titel van deze column nog ‘s nalezen.

Heel vroeger was alles zo’n beetje filosofie. Je had zelfs een filosofie van de stenen. Nu noemen we dat de mineralogie.  Maar goed, de filosofie gaat dus over wat wij menen te weten, over onszelf, maar ook over de wereld. Ze richt zich op onze kennis--claims. En ze vraagt zich af hoe gefundeerd die claims eigenlijk zijn. En daar over nadenken vereist veel training op goed nadenken. Zelden wordt het verschil tussen denken en doen zo duidelijk zichtbaar als in de filosofie. Een goede filosoof is dus niet per definitie ook een goed mens…

Bij de oude Grieken werd filosofie veelal bedreven op de marktpleinen in de steden. We kennen de verhalen over Plato, Aristoteles en Socrates. Zij hadden het over talloze onderwerpen. Aristoteles dacht na over de grondbeginselen van de natuurkunde tot en met die van de ethiek. En dan is er de Ideeën-leer, een bekende theorie van Plato. Hij stelde dat de realiteit bestaat uit twee niveaus, namelijk de waarneembare, zintuiglijke wereld waarin alles veranderlijk is en de eeuwige, onveranderlijke wereld die alleen toegankelijk is voor het denken. Of er werd aandacht besteed aan het kritisch leren denken door Socrates. ‘Ken U zelf’ is van hem. Hij geloofde dat je door het opdoen van (zelf)kennis een deugdzaam mens zou kunnen worden. De (vraag-) gesprekken op het marktplein gingen dan ook over allerlei deugden, zoals vroomheid, dapperheid en rechtvaardigheid.

Gaandeweg is de filosofie meer en meer naar universiteiten verplaatst. En in de Renaissance wilden de academisch gevormde mensen nog een keer terug naar het ware licht van het antieke denken en hun beschavingsideaal. De daaropvolgende Reformatie zwoer hernieuwde trouw aan het oorspronkelijke, ‘eigenlijke’ christendom. En via de Nederlandse filosofen Erasmus en Spinoza kom ik dan bij Descartes (1596-1650) die in de filosofie het openings­akkoord van de moderniteit mocht blazen. Hij is het grote voorbeeld van die periode door zichzelf in het centrum van zijn denken te plaatsen en daar de waarheid te zoeken. Descartes fundeerde zijn hele denken op het ‘ik’ en gaf daarmee het moderne denken een beslissende draai. Het ‘ik’ blijft bij hem overigens nog steeds een abstract principe, zonder enig ander kenmerk dan dat het kon denken. Maar goed, je moet ergens beginnen.

Ik hup vervolgens van Descartes naar een meer onstuimige filosofische periode, eind 1700. Met Schopenhauer als eerste rebel. Zijn ideeën waren ontnuchterend en voor die tijd zelfs ontstellend. Geen hoop en geen verlossing, zo prentte hij zijn lezers in. We leven onherroepelijk in de slechtst denkbare ­werkelijkheid. Ons ‘ik’ is, aldus Schopenhauer, een illusie die onverbiddelijk zal worden uitgewist door het krachtenspel van de ‘wereldwil’ dat ons voortstuwt. En daarna is Nietzsche aan zet. Ook zo’n gezelligerd. Hij kreeg bij zijn start als wijsgerig mens trouwens het verwijt dat hij zich als filoloog (taalkundige oude talen) buiten de paden van zijn vakgebied begaf om zich te verliezen in zoiets vaags en onwetenschappelijks als wijsbegeerte. Nietzsche begaf zich ook in zijn boeken buiten de lijntjes en ging goed te keer. Hij werd in zijn tijd dan ook niet erg gepruimd. Pas na zijn dood kreeg hij invloed in de filosofische wereld en daarbuiten. Zowel ten goede als ten kwade... Hij werd verguisd én bejubeld. En hij werd postuum verantwoordelijk gehouden voor de ergste misdaden van de mensheid. Maar óók voor de grootste bevrijding, namelijk afscheid van het christendom.


Zo startten Schopenhauer en Nietzsche een filosofisch tijdperk met een lange reeks van provocerende denkers die in hun tijd choquerende ideeën hadden. En in diezelfde tijd was er ook ene Søren Kierke-gaard, een rare Deense kwibus eigenlijk. Eerst een dandy en daarna een soort verkapte theoloog En al die tijd bleef hij een veelschrijver, publicist en polemicus. Kierkegaard bedreef filosofie onder de dek-mantel van de meest uiteenlopende literaire stijlen.En hij bediende zich van zoveel pseudoniemen dat er nog steeds nieuwe van hem worden ontdekt. Ook zijn meest revolutionaire daad was het centraal stellen van het ‘ik’. Maar, anders dan bij Descartes, draaide bij Kierkegaard het denken van de mens om de 'onherhaalbare individualiteit' van wie denkt. Niet alleen ‘ik, Kierkegaard’, maar ook 'gij, lezer die ik zegt' en die vanuit zijn uniciteit helemaal zelf antwoord moet zien te vinden op kantiaanse vragen als: Wat moet ik doen? Wat mag ik hopen? Kierkegaard, een van mijn favoriete filosofen. Maar af en toe ook onnavolgbaar. En tenslotte, wat mij betreft, Martin Heidegger, die driekwart eeuw later het ik ‘Jemeinigkeit’ noemde. 'Mijn bestaan is van mij’, zei hij. Al ben ik er - zo ontdekte hij gaandeweg - niet zonder meer de baas over.

  • Herman

Aan mijn kleinkinderen: “Waar worden jullie blij van?!”  52


Het boek ‘Morele ambitie’ van Rutger Bregman gaat over de wil om bij

de besten te horen. Maar wel met andere maatstaven van succes dan

een dik salaris of een deftige titel. Een carrière die is gewijd aan de

beste oplossingen voor de grootste (wereld)problemen.

‘Morele Ambitie’ gaat over de beweging van pioniers die bruisen van

morele ambitie. Het laat de mensheid zien vanuit een nieuw perspec-

tief. Met overtuigingen die links en rechts verenigen. Het nieuwe is dat

het realistisch is om aan te nemen dat mensen goed zijn.

Bregman laat in dit boek zien hoe geloven in menselijke vriendelijkheid

en altruïsme een nieuwe manier kan zijn om echte  verandering in onze

samenleving te bereiken. Het gaat om verantwoordelijkheid en verzet.

Maar volgens Bregman is ‘deugen’ niet genoeg. Jullie moeten wel wat

gaan doen. De grootste verspilling van deze tijd is die van talent. Het

tegengif van Bregman is: ‘morele ambitie’. Als jullie echt het verschil wil-

len maken, dan moet je een organisatie mee helpen opbouwen, dan

moet je een wet veranderen, dan moet je een beweging op gang

brengen.

 

Wereldwijd groeien de zorgen over het verbreken van ‘het sociale contract’ en komen mensen in verzet tegen ongelijkheid. Wat is daarbij de rol van het individu in een steeds grimmiger wereld, is dan de vraag Maar ook: is er nog ruimte voor hoop? Hoop, die gaat over de mogelijkheid van verandering en hoop, die jou dwingt om in actie te komen.

We zijn ons allemaal bewust van de grote problemen. We weten dat het klimaat verandert, dat de bio-diversiteit achteruit holt, dat elke dag duizenden kinderen sterven aan eenvoudig te genezen ziektes. Maar doen we er iets aan?

Hoe ambitieus zijn jullie en hoe idealistisch? Wil je dat er geen talent wordt verspild? Dat je ambitieus en idealistisch bent? Dat je morele ambitie hebt? Dat je verlangt naar het maken van een betere plek in een betere wereld? Doe dan zoveel mogelijk goeds in je carrière. En maak echt impact. Zowel in je werk als in jouw vrije tijd.

 

1. Definieer succes op een andere manier

Maar dus niet in de zin van rijk willen worden, een mooie auto kopen, op skivakantie gaan, een vakantiehuis kopen. Want dan ben je weliswaar succesvol, maar er zijn al zoveel mensen succesvol . Het is gewoon een cliché geworden.

Waar ben je goed in, wat is je focus, hoe maak je impact? Wat is echt belangrijk? Wat laat jij achter? Waar wil je om herinnerd worden? Moreel ambitieus zijn. Dat betekent ook dat mensen je misschien vreemd vinden, omdat je niet voldoet aan de standaarddefinitie van succes.

2. Focus op maximale impact

Iemand helpen is goed, honderd mensen helpen is beter.

Zo moeten we ook gaan denken over globale problemen. Als je echt impact wil hebben, moet je denken als een kosmopoliet. Er zijn 8 miljard mensen op de wereld, focus dus niet alleen op je eigen kleine bubbel.

3.  Stel meedogenloos prioriteiten

Er is altijd een gebrek aan energie, tijd en middelen. Focus daarom op de problemen die echt belangrijk zijn en op grote schaal spelen. Kies de problemen uit die verwaarloosd worden, waar niet veel aandacht voor is.


Dus niet elektrische wagens of zonnepanelen, maar wel de transitie in het eten van proteïnen, of regule-ring in het kader van klimaatverandering. Wat is het gat in de markt?

Dat klinkt allemaal heel logisch, maar toch gaat nog altijd veel energie naar zaken waar andere ondernemers al veel energie insteken. Dat is zonde.

Zorg dat de problemen te managen zijn. Dat je iets kunt doen. Dat je een oplossing hebt waarmee je vooruitgang kan boeken. Succes hoeft geen garantie te zijn. Als je maar 5 procent kans hebt op een fantastisch resultaat. Ga daarvoor.

 

Morele ambitie is: je talenten, capaciteiten en potentie inzetten voor een goede zaak. Focus je op het maken van impact In plaats van de focus te leggen op zoveel mogelijk materialistische zaken. Hoe kun je met jouw inzet de wereld een stukje beter te maken?

Het werk dat je gaat doen, zal dat de voortgang stimuleren van verschillende ontwikkelingen die de we-reld ten goede komen?!  Want dat bereik je met morele ambitie!

Het vertrekpunt van morele ambitie ben jij! Waar ben jij goed in? Welke mogelijkheden heb jij om je in te zetten voor een goede zaak? Dat hoeft niet alleen in je baan tot uiting te komen, maar dit zou ook mid-dels vrijwilligerswerk kunnen.

Voeg iets toe aan de voortgang van positieve ontwikkelingen voor de wereld. Kijk daarbij ook naar waar jullie zelf goed in zijn. Hoe willen jullie graag een loopbaan invulling geven? Welke talenten en kwali-teiten hebben jullie, ieder afzonderlijk? Waar worden jullie blij van?


  • Herman

Tegeltjes hebben ook hun geschiedenis 53

Na de jolige teksten van de jaren zeventig van de vori-ge eeuw komt de parodie meer in de tegeltjesmode. Bekende, serieuze spreuken worden omgebogen tot dijenkletsers. Ze zijn bedoeld om mensen aan het lachen te krijgen. Vooral leuk voor de visite. ‘Wie niet als vriend hier binnenhuppelt, wordt er één twee drie weer uitgeknuppeld’.

Na deze omslag is het einde zoek. Het tegeltje wordt een ­tenenkrommend fenomeen. De serieuze varianten van vroeger worden gezien als oubollig en kitsch. De moderne varianten lijken echter vooral bedoeld te zijn voor mensen die niet het beste gevoel voor humor hebben. Enkele voorbeelden daarvan: ‘Wie zijn string niet op tijd laat zakken, zal zijn poep in tweeën kakken’. Of, ‘Koken is zilver, frituren is goud’. En, ‘Ik zou liever rijk zijn dan sexy, maar ja, het is zoals het is’.

De tegeltjesspreuken hebben zich dus tot in deze moderne tijd verder kunnen ontwikkelen. Maar tege-lijkertijd kunnen we constateren dat het tegeltje zélf zo goed als dood is. De oorspronkelijke tegeltjes, te vinden bij kringloopwinkels, worden nu voornamelijk opgehangen met een knipoog. Juist omdat ze zo kitsch zijn. Het tegeltje staat inmiddels gelijk aan ironie.

Maar is de functie van het tegeltje, ofwel het nut dat het ooit diende, ook verdwenen? Of voelen we die behoefte nog steeds? De kerk speelt weliswaar geen grote rol meer, maar het verlangen naar zingeving is gebleven. Dat zie je bijvoorbeeld ook bij de toenemende populariteit van astrologie en andere spirituele en zingevende stromingen. Dus bijvoorbeeld levensmotto’s blijven belangrijk. Maar tegeltjes in hun oorspronkelijke vorm kunnen die rol niet meer vervullen. De boodschappen die daarop stonden lijken te zijn overgesprongen naar andere ‘platforms’. Zo kom je In veel huizen steeds vaker serieus bedoelde teksten tegen, maar dan gedrukt op canvas.  En dan komen we teksten tegen als ‘Herinner je gisteren, droom van morgen, maar leef vandaag’.  Ook Engelse teksten zijn in de mode: ‘A dream is a wish your heart makes’. Of. ‘Enjoy the little things’. De typografie is anders dan die op de tegeltjes en de canvassen hebben eigentijdse pasteltinten. Maar in feite is het nog steeds tegeltjeswerk

Een ander platform waarop het tegeltje verder leeft is de ­tatoeage. Ik heb daar niet zo veel mee, maar tattoos zijn wel mainstream geworden.  Jan en alleman heeft een spreuk op zijn of haar lichaam staan. Soms in het Nederlands, maar meestal in het Engels. ‘Laugh now, cry later’. Of, ‘Without struggle there is no progress’. Of, ‘Death before dishonour’. Het tegeltje hangt niet aan de muur, maar prijkt op de huid. Dat we tegeltjes ooit aan de muur zijn gaan hangen, kwam omdat ze in het oog moesten springen. We wilden eraan worden herinnerd. Het waren teksten die belangrijk voor ons waren, die we niet mochten vergeten. Een tattoo dient dat doel ook. ‘Carpe diem’, zie je dan ineens op een bloot stuk arm staan. Een soort oproep om alsnog de dag te gaan plukken.

Zo zien we dat de tegeltjeswijsheden verre van dood zijn. Ze staan alleen niet meer op tegeltjes. En ook de aard ervan is misschien wat veranderd. ‘Een vrouw die goed koken kan, is een engel voor den man’ is een nogal gedateerde wijsheid. Maar rake wijsheden, motto’s, aansporingen en reminders willen we blijkbaar nog steeds in het zicht hebben. Op een plekje waar we ze altijd kunnen zien. Blijkbaar vertrouwen we onszelf niet. We willen zo’n spreuk kunnen zíén, als een bezwering, omdat ze anders misschien niet werkt. Met als gevaar dat we terugzakken in oud gedrag en niet doen we wat we werkelijk willen of van onszelf verlangen. In die zin is er sinds de zeventiende eeuw, toen de wijsheden nog op de koude vloer stonden, weinig veranderd. We mogen de wijsheden blijkbaar niet vergeten. Sterker nog, we moeten er dagelijks aan worden herinnerd. En misschien is het ons óók nog steeds, stiekem, een beetje om de visite te doen. Of om degene die de tattoo op ons lichaam ziet als we iets uittrekken. Zodat de ánder weet waar je voor staat en wie je bent.

‘Oost west, thuis best’. Eigenlijk verschilt dat motto niet veel van ‘Home is where the heart is’.

Kortom, tegelwijsheden will never die!

Oók de pagina ‘Tegeltjes & afbeeldingen’ op deze website wordt, vergeleken met de andere site-pagina’s, het meeste bezocht… Voorwaarde is wel dat ik de pagina wekelijks bijwerk!

  • Herman

Wat is eenzaamheid eigenlijk? 54


In mijn columnsmijmeringen komt nogal 's het begrip eenzaamheid aan de orde. Maar wat is eenzaamheid eigenlijk? En, bestaat er wel één eenzaamheid.

Nee, ik heb ontdekt dat er wel negen verschillende vormen van eenzaamheid worden onderscheiden: geï-soleerd, verlaten, beknot, ingekeerd, verveeld, stuur-loos, ongehoord, gegijzeld, verloren. En de meest voorkomende van deze negen zijn het gevoel van verlorenheid en van verlatenheid. En de laatste jaren is er sprake van nog een tiende variant: existentiële eenzaamheid. Ofwel, hoe ervaart iemand zichzelf in relatie tot de wereld om hem heen.                                                                                                            De klassieke definitie van eenzaamheid is minder bekend. Men maakt dan onderscheid tussen sociale en emotionele eenzaamheid. Iemand die een netwerk mist, kan zich sociaal eenzaam voelen. Iemand die wel een netwerk heeft maar met niemand een hechte, intieme band onderhoudt, voelt zich emo-tioneel eenzaam. Allemaal nogal subjectieve gevoelens dus die bij iemand het beeld van eenzaamheid kunnen oproepen. En de een is meer vatbaar voor dergelijke gevoelens dan de ander. Maar ook de mate van eenzaamheid is een factor van belang. En ook die is subjectief. Een beetje eenzaam zijn we allemaal wel eens. En we moeten niet de illusie hebben dat we eenzaam zijn uit ons leven kunnen verdrijven. Het is goed om te leren leven met het gegeven dat wij af en toe op onszelf worden terug-geworpen.

Zelfgevoel speelt ook een belangrijke rol in verband met eenzaamheid. Hoe minder je van nature een positief zelfgevoel hebt, hoe meer je extern moet worden bevestigd. Vooral alleenwonende ouderen kunnen hier last van hebben. Wanneer je bij hen op bezoek gaat, dan zeggen ze: ‘er komt nooit eens iemand bij me langs, ze nemen geen notitie van me’. Dit, terwijl die oudere best wel af en toe bezoek krijgt. Jongeren kunnen zich in hun puberale zoektocht ook erg alleen voelen. Dat is echter van alle tijden. Ook toen er nog geen sprake was van een langskomende coronapandemie. Je kunt je trouwens afvragen of het wel echt eenzaamheid was wat jongeren in die lockdownachtige perioden hebben ervaren. Oké, het was een saaie en eentonige boel. Maar we zeuren met z’n allen wel wat erg veel over de toen ervaren eenzaamheid. ‘De mooiste tijd van m’n leven is verloren gegaan’, wordt er dan gezegd door onze jongeren. Alsof het een recht van ons allen is om bij voortduring een mooi leven te hebben. Daarenboven mag je toch hopen dat onze jongeren zich na hun pubertijd op betere levensfasen mogen voorbereiden.

Eenzaamheid is dus van alle tijden. En iedereen overkomt wel eens een dergelijk gevoel. En de ernst ervan is relatief. Maar grote en vreselijke eenzaamheid is natuurlijk wel een probleem. Deze komt vooral voor bij ouderen waarvan de levenspartner is weggevallen en niemand dat gemis kan opvullen. Daarenboven zien zij steeds meer mensen om zich heen wegvallen en daarmee verdwijnt ook hun sociale netwerk. Als je het dan van lieverlee ook niet meer voor elkaar krijgt nog een zin aan je leven toe te kennen, dan gaat er een idee ontstaan van een ‘voltooid’ leven. Ofwel, het is mooi geweest. Hoe dan ook, ouderen beseffen dan steeds meer dat de allerlaatste meters in eenzaamheid gelopen moeten worden.

Maar dat is dus van een andere orde dan een situatie waarbij een beginnende senior ineens geen werk meer heeft en daardoor maatschappelijke erkenning en waardering ontbeert. Die vraagt zich dan af: ‘doe ik er nog toe?’ Een nogal beperkte en eenzijdige kijk op de waarde van je leven en van je zijn, mede ingegeven vanuit een merkwaardig soort neoliberaal marktdenken. Want je bent meer dan alleen maar je werk! Dit probleem wordt trouwens op een humoristische en rake manier aan de orde gesteld in een enige tijd geleden uitgezonden tv-serie ‘Tweede Hans’. Die Hans – aardig op weg naar zijn pensioenleeftijd – wordt als gevolg van een reorganisatie van de een op de andere dag ‘aan de straat gezet’. Na de nodige schade en schande komt hij er achter dat het beter is om je gehele leven (dus inclusief je omgeving) in acht te nemen. Je bent naast je werk ook nog een partner of een ouder of een vriend of lid van een club.

Eenzaamheid, wij allen zijn daartoe onafwendbaar veroordeeld. Het gaat ons niet lukken om die te ontstijgen. Bij de geboorte worden we uit de paradijselijkheid van de baarmoederlijke zee geworpen waar we per definitie ‘oneenzaam’ waren. Maar daarna begint het onvermijdelijke geklooi met ons bestaan, inclusief eenzaamheid. Het gaat er dan niet zozeer om die eenzaamheid te willen wegnemen, maar om er goed mee te leren leven en het te accepteren. Zelfs liefdevol verbonden zijn met anderen, met geliefden, familie en vrienden haalt de mogelijkheid van eenzaamheid niet weg. Eenzaamheid, het is van alle tijden en het ligt altijd op de loer. Omdat het nu eenmaal bij de mens hoort. We zullen de eenzaamheid nooit kunnen ontgroeien. Eenzaamheid, het hoort bij ons leven.

  • Herman

Vraagtekens bij 'de mens is een sociaal wezen'  55


Filosoof Rüdiger Safranski onderscheidt twee soorten identiteiten.

Er is een identiteit die gedefi-nieerd wordt als: deel uitmaken van

een bepaalde groep. En er is een identiteit die vanuit het verschil

wordt gedefinieerd. In dit laatste geval beschouw je jezelf niet lan-

ger vanuit een groep maar vanuit jouzelf. Identiteit is dan in de eer-

ste plaats een zaak van het individu. Terwijl, wat  over het algemeen

overheerst,  er eerder sprake is van 'identiteiten' die bij bepaalde

groepen willlen horen. Mensen worden dan ingedeeld op basis van

collectieve eigenschappen zoals huidskleur, gender of seksuele

voorkeuren. Als deze tendens doorzet dan zal het bij-een-bepaalde

-groep-horen meer centraal komen te staan dan het zijn van een

eenling.

Er is een verschil tussen eenling-zijn en eenzaam-zijn. De een-

ling gaat met zichzelf om en heeft gezelschap met zichzelf. De

eenzame is alleen, zonder zich te kunnen opsplitsen in een twee-in-

een-zijn. De eenzame kan dus geen gezelschap met zichzelf onder-

houden. Of hij moet zich ten langen leste - door bijvoorbeeld de lockdowns tijdens de coronapandemie - daartoe gedwongen voelen. En dan kan het helpen als er niet langer een taboe rust op je eenzaam en verlaten voelen. Want dat maakt het makkelijker om alsnog dat gezelschap met jezelf te ontdekken. Ofwel een soort van denken met jezelf. Plato had het in dit verband over: “gesprekken hebben binnen de ziel”.

Maar, zijn wij in onze tijd niet te individualistisch geworden? Hebben we niet juist behoefte aan meer gezamenlijkheid en verbinding? Die vraag beantwoordt Safranski door vast te stellen dat Individualisme niet hoeft te betekenen dat je egoïstisch en onverschillig voor de ander bent. Het is voor iedereen goed om solidair te zijn en vorm te geven aan gemeenschapszin. Maar je kunt wel vraagtekens zetten bij onze overmatige hang om bij een groep te willen horen en sociaal te zijn. Vluchten we niet vaak in de ‘kudde’ omdat we het met onszelf niet uithouden? Krijgen veel mensen het niet Spaans benauwd bij alleen al de gedachte dat we het de komende tijd een poosje in ons uppie moeten zien te rooien? Hoe dan ook, als sociale groepen vooral bestaan uit mensen die op de vlucht zijn voor zichzelf, dan kun je bij dergelijke verbanden best vraagtekens zetten. Dat zijn toch vaak groepen waar je eigenlijk weinig te zoeken hebt. En als dergelijke groepen ook nog eens ‘bubbels’ zijn, dan kunnen die naar binnen zeer benauwend zijn. Maar ook bij onze digitale en vernetwerkte samenleving kun je zo je bedenkingen hebben. Die laat in elk geval weinig ruimte om een eenling te worden en te blijven! Het is kennelijk niet alleen het individu dat over zijn eenling-zijn beslist, maar dus ook de samenleving.

Trouwens, altijd maar naar consensus en verbinding willen zoeken is ook niet alles. Je moet ook de moed hebben om af te wijken. Niet dat je je dan tegenover de samenleving hoeft te plaatsen, maar je kan wel op eigen benen willen staan zonder je identiteit te ontlenen aan een bepaalde groep. Dit alles laat dus onverlet dat je als eenling, vanuit jouw individualiteit, óók heel goed solidair met een ander kan zijn. Sterker nog, we zijn een beter “wij” wanneer we ook eenling kunnen zijn: een goed wij bestaat uit sterke eenlingen.

Wie zichzelf als eenling beschouwt, staat in een vrije ruimte. Hij of zij maakt zich los van de groep, van de traditie, van de publieke opinie, en besluit om de uitdagingen van het leven op eigen kracht en naar eigen inzicht aan te gaan. En hierbij kunnen (oude) deugden als discipline, beheersing en zelfoverwin-ning goed van pas komen. Maar voor dit alles moet niet zelden een (langdurige) prijs worden betaald: eenzaamheid, onbegrip en zelfs uitsluiting. Je moet dus sterk in je schoenen staan om je los te durven maken van het doen en laten van jouw omgeving en vooral bij jezelf te rade te gaan. Je moet de kracht hebben om alleen te staan en om te denken en te handelen tegen de stroom in. Omdat de eenling zijn zo-zijn hoger waardeert dan zijn er-zijn. Want dat is precies wat er gebeurt wanneer je uit de verbanden en groepen stapt om een eenling te worden.

  • Herman

Is de eenling ook eenzaam? 56

Alleen zijn is nog tot daaraan toe. Maar alleen blijven en zeggen dat je daar happy mee bent…. Dat blijft toch een onbegrepen ‘ding’. Sterker, er wordt met enig me-delijden naar je gekeken, of je wordt een vreemde vogel gevonden. Echt normaal is het in elk geval niet, zo wordt doorgaans gedacht. Terwijl het aantal singles al jaren achtereen toeneemt! Maar goed, wie alleen is zal ook wel eenzaam zijn. In eerdere mijmeringen heb ik aan deze mijns inziens onterechte koppeling al aan-dacht besteed En dan verschijnt in 2022 van de Duitse filosoof Rüdiger Safranski het boek ‘Eenling zijn’ met als ondertitel ‘een filosofische uitdaging’. Zowel de term ‘eenling’ als de ondertitel zijn voor mij aanleiding maar weer ’s stil te staan bij het alleengaande-fenomeen.

‘Het enige in dit leven wat de moeite waard is, is het eigen Ik’, schreef ooit Stendhal, een 19e-eeuwse Franse schrijver (o.a. van ‘Le Rouge et le Noir’). Hij vond daarenboven dat de mens alleen aan zichzelf iets verschuldigd is. Toegegeven, Stendhal stak nogal egoïstisch in elkaar, maar toch geven dergelijke uitspraken stof tot nadenken. En daarbij is Safranski ‘s boek ‘Eenling zijn’ zeer behulpzaam!

'Iedereen is een eenling’, aldus Safranski. 'Oók een zogenaamd ‘mensenmens’ (vreselijk woord trouwens). Je bestaat wel samen met anderen, maar je bent toch alleen. Volgens Safranski beroept de eenling zich op zijn eigenheid, maar tegelijk hoort hij ergens bij. Dat zorgt voor spanning: je neemt afstand van een samenlevingsverband waar je eigenlijk bij hoort. En de verwijten vanuit dergelijke verbanden komen vanzelf wel. Al is het maar omdat de eenling zich niet aanpast en zich niet zo makkelijk voegt. Afstand nemen helpt dan om aan die druk te ontsnappen. Wie zichzelf opvat als eenling en zijn eenling-zijn oppakt, komt in een vrije ruimte. Alleen-zijn betekent omgaan met jezelf. Daarenboven zijn we volgens Safranski een beter “wij” wanneer we ook op onszelf kunnen zijn.

Goed beschouwd zijn we eigenlijk allemaal eenlingen. Maar niet iedereen gaat daarin mee en is bereid er iets van te maken. Eenling zijn gaat over zelfverwezenlijking, je eigenheid ontwikkelen, ondanks lotsbepalende omstandigheden.  En wat een te verwerkelijken zelf is, is niet voor iedereen hetzelfde. Net zoals eenling-zijn voor iedere persoon iets anders betekent. Simpelweg omdat ieder mens anders is. Wij zijn wel gelijk aan elkaar, maar alleen in juridische zin, dus voor de wet. Maar als eenling wil je je juist van anderen onderscheiden, anders zijn. Het tegendeel hiervan is collectivisme en conformisme. Dan geldt dat eenieder gelijk is aan de ander.  Wie het eenling-zijn voor zichzelf echter serieus neemt, wil juist niet zomaar bij een groep horen. Hij wil bevestigd worden in datgene wat hem van anderen onderscheidt.

De eenling is bezig met zijn individualisering zonder persé een egoïst te willen zijn. Het streven naar Individualisering bestaat trouwens al heel lang en is dus niet een modieus verschijnsel dat is toe te schrijven aan het neoliberalisme. Historisch gezien begon het al na de Middeleeuwen: De mens gaat in de gaten krijgen dat hij een geestelijk individu is. In de Renaissance ziet de mens zich niet langer meer enkel als een onderdeel van een ras, land, volk of familie. En in de Verlichtinsperiode ziet iemand als Rousseau het zelfs als een soort zuivere kern, die het best gedijt ver weg van het sociale gedoe. Hij kwam naar eigen zeggen het beste tot zichzelf wanneer hij alleen was, Hij zocht een plek waar zijn geest niet als een soort kroeg was waar alles binnenkomt en om aandacht vraagt, maar waar het voor hem makkelijker was zelf te bepalen welke richting zijn aandacht ging, Een dergelijk streven moeten we niet verwarren met de huidige hang naar ‘zelfverwerkelijking’’: alles binnenhalen en mateloos consu-meren. Dat is een misplaatste opvatting over zelfverwerkelijking. Want zelfverwerkelijking heeft meer te maken met werken aan jezelf, met remmingen en illusies en met gewoonten overwinnen. Het draait ook om beheersing van driften en om opheldering van het duistere. Je maar laten gaan is het in elk geval niet.

Moeten wij kiezen uit wat ons voorgeschoteld wordt? 60


Tijdens feestjes houd ik me doorgaans wijselijk afzijdig als er discussies plaatsvinden over het grote en kleine wereldleed. Want dergelijke ‘debatten’ zijn meer en meer verworden tot het door elkaar halen van meningen en feiten en het nawauwelen van ongefundeerde onzin. En dit alles vaak ook nog ’s op een agressieve toon. Wie het luidste praat, krijgt de meeste aandacht. Maar toen er onlangs tijdens zo’n ‘gedachtenwisseling’ werd vastgesteld “dat de moderne mens maar een moeilijk leven leidt als gevolg van al die turbulentie in de wereld om ons heen”, kon ik toch niet laten…

Wat nou moeilijk leven anno nu en hoezo turbulente wereld?! Alsof het vroeger allemaal zo fijn was! Wij 21-ste eeuwers hebben het vergeleken met eerdere generaties nog nooit zo goed gehad! En al dat gedoe in de wereld is alleen maar zo veel geworden omdat we er via de media ‘tig’ keer per dag mee worden overvoerd.

Ik weet nog dat begin jaren ’60 van de vorige eeuw de vrije zaterdag werd ingevoerd en de werkweek langzaamaan werd terug gebracht van 45 naar 40 uur! En nu is 36 uur per week werken al de norm. En als ik naar mijn familiestamboom kijk dan waren die loonwerkers van toen echt niet te benijden. Een hardwerkend, armoedig bestaan. Geen werk - geen eten. Maar wel 10 kinderen waarvan de helft het niet ging redden… Hoe verder terug in de tijd, hoe ellendiger het leven van de gewone mens. En wat betreft het ‘wereldgebeuren’: Hoewel het de laatste tijd nogal uit de hand loopt, staat de wereld nu niet meer in de fik dan in vroegere tijden met al die langjarige oorlogen en ellendige escapades in overzeese gebieden.

Dus als hedendaagse individu hebben we het materieel beter dan ooit en zijn we vrijer dan ooit. Maar of we daarmee ook gelukkiger zijn geworden?

 

Wat ons bijvoorbeeld parten speelt is dat wij voortdurend moe-

ten kiezen. We hebben meer keuzemogelijkheden dan vorige

generaties. En we vinden ook nog ’s dat we verantwoordelijk

zijn voor onze keuzes. Dit, terwijl we niet bedacht krijgen hoe

we zelf in elkaar steken.

Tegelijkertijd zijn sociale verbanden weggevallen, met een toe-

name van eenzaamheid als gevolg. Misschien zijn we ook wel

angstiger geworden, juist omdat we zo vrij zijn en zoveel onder

controle hebben. We willen de wereld naar onze hand zetten

en we willen voortdurend laten weten wat een schitterend leven

we leiden. Maar dat alles heeft ook iets krampachtigs. Omdat

we falen, schaamte en schuld verborgen houden. Dat zoveel mensen lijden aan depressiviteit zou wel eens samen kunnen hangen met het feit dat het onvolmaakte niet zichtbaar mag zijn.

Eigenlijk leven wij constant in een spanningsveld. Tussen vrijheid en onvrijheid. Vertrouwen en wantrou-wen. Afstand en nabijheid. Voortdurend worden we heen en weer geslingerd tussen die verschillende polen. En dat is dus best lastig. Oók omdat het samenhangt met de spanning tussen het ideaalbeeld van onszelf en wie we werkelijk zijn. En ondertussen zetten we ons vast in een ‘zelfbeeld’ dat onbereik-baar is.

Ook hebben we de neiging ons aan zaken vast te klampen, omdat we geborgenheid en veiligheid zoe-ken. Dat kan van alles zijn: een geloof, een politiek ideaal, een loopbaan, een relatie.  Totdat er een mo-ment komt dat het toch gaat knagen. Soms ook met terugwerkende kracht: is dit nu waar ik tien, twintig jaar in geloofd heb? En we doen de ontdekking dat de aanvankelijke aantrekkelijke ideeën tot stilstand zijn gekomen. Wat vervolgens dreigt is verstarring. De schitterende door ons gekozen en verworven visioenen blijken onderdeel te zijn van een systeem dat mensen vast zet.

 

Ik wil maar zeggen: dat de moderne mens een moeilijk leven leidt als gevolg van al die turbulentie in de wereld is niet waar of ligt minsten wat genuanceerder.  Want we doen dat moeilijke leven onszelf aan!

 

Hoe dan wel?

Een mogelijkheid is ons meer open te stellen voor wat er buiten ons is. Dus geen maakbaarheidsideaal, waarin we krampachtig controle willen hebben over alles en ons leven denken te kunnen construeren zoals we zelf willen. Bedenk dat je elk moment weer een nieuw leven kan beginnen dat het vorige - inclusief het falen en de schuld - ongedaan maakt! Maak steeds weer ruimte voor vernieuwing en voor het achterlaten van ballast. Je bent weliswaar verantwoordelijk voor het toelaten van door jouzelf geconstrueerde oorzaken van je ellende, maar evenzo óók voor het afsluiten daarvan en het durven be-ginnen van iets beters!

 

Eigenlijk betekent zoiets dat je de vrijheid hebt je eigen verantwoordelijkheid te pakken, inclusief de risico’s die daaraan verbonden zijn. Maar dat is wel kiezen-van binnenuit in plaats van een opgelegde keuze door je omgeving.


  • Herman

Op de vraag of het in de huidige tijd moeilijk is om eenling te zijn, antwoordt Safranski: ‘Het is tegenstrijdig. Aan de ene kant zijn de traditionele verbanden, zoals familie, de kerk en vakbonden steeds losser geworden. Dat versterkt de uiterlijke vereenzaming, wat lijkt op individualisering. Anderzijds ontstaan er, vooral door de digitalisering, nieuwe intensieve verbindingen. Maar die nieuwe netwerken worden ook steeds benauwender en krijgen wel heel veel vat op mensen. En ook op het privéleven van mensen. Dat was vroeger minder het geval. Voor wie dat wil is er anno nu altijd een podium en altijd een publiek’.  Wat dit laatste betreft is een zend- en ontvangstpauze inlassen af en toe best verstandig. Want die voortdurende digitale verbindingen – deels actief, deels passief – maken de ruimte voor de enkeling heel klein.


  • Herman





We zijn en masse aan het labelen! 57

 

Krijgen mensen sneller het label van een psychische stoornis opgeplakt? Want psychische stoornissen komen veel voor en dreigen het nieuwe normaal te worden. Of lijkt dat maar zo? Zijn we fanatieker ge-worden in het erkennen van stoornissen? En is het erg dat we onder-and allemaal een stempel ‘stoornis’ dragen?

 

Hoewel het aantal psychische aandoeningen tot aan de coronacrisis redelijk stabiel was, lijkt er wel wat aan de hand te zijn met ons psychische welzijn. “Normaal doen” mag dan wel het devies zijn van Rutte en Wilders, maar ondertussen loopt Nederland de deur plat bij de psycholoog. Alsof iedereen tegen-woordig een mentale afwijking heeft! Waarom doen we dat eigenlijk, onszelf vrijwillig ziek laten verklaren als in Molières ‘De ingebeelde zieke’? Zijn we misschien te veel ‘diagnose-fan’ geworden? Vinden we massaal dat een psychische diagnose weliswaar niet zo fraai is, maar ons wel een beetje speciaal maakt? Gevoelig als we zijn voor prikkels, of obsessief bezig met een misvormd lichaamsbeeld of overwerkt? Moeten we dan alleen nog even, geholpen door een hebbelijke diagnose, het juiste label voor de kwaal vinden?

 

Keuzes te over. Is het geen autisme dan is het wel een burn-

out, een bore-out of adhd. Volgens het CBS zou één op de

zeven werkende Nederlanders last hebben van burn-out-

klachten. En adhd is al jarenlang een razend populair label.

Vroeger kon een druk kind nog gewoon een druk kind zijn.

u zit in elke schoolklas wel een kind dat adhd heeft.

En dan hebben we ook nog het autismespectrumstoornis

(ASS). Dat is iemand met een beperking op het gebied van

sociale communicatie en met een repetitief gedrag. Autisme

heeft een spurt gemaakt, mede dankzij versoepeling van de

normen. En wat dacht je van ‘hoog-sensitief’? Een op de vijf

mensen is dat! Meer dan ooit. 25 jaar geleden bestond die

term nog niet eens. Maar ik heb nog meer labels in de aan-

bieding! Twee procent van de mensen heeft een borderline-stoornis. En psychiaters verklaren hyper-ventilatie tegenwoordig als onderdeel van een paniekstoornis, iets waar zo’n 5 procent van de Neder-landers aan lijdt. En als ik op Face-book zou melden dat ik me de laatste tijd zo depressief voel, kijkt niemand daarvan op. Terwijl je zoiets je ergste vijand niet zou moeten toewensen. Niet voor niks dat bij een depressie de helft van de mensen hulp zoekt. Enne o ja: Narcisme! Ook die diagnose is snel gesteld. Maar dan vooral bij ánderen. We plakken dat label heel gemakkelijk op ‘jan en alleman’. Terwijl narcisme best een ernstige psychiatrische stoornis is waarbij er meer aan de hand is dan wat zelfver-heerlijkende onhebbelijkheden. Bij narcisme is namelijk het zelfgevoel verstoord en leidt dat tot een extreem onrealistisch zelfbeeld. Dus het klassieke narcisme komt maar weinig voor. De term wordt echter wél veel gebruikt. Vooral als negatief label voor zelfzuchtige lieden zoals Donald Trump.

 

We zijn makkelijker geworden in het stellen van diagnoses. En dat helpt vaak bij geestelijke problemen. Want een diagnose voelt als erkenning. Een te veelvuldig diagnosticeren van psychische aandoeningen houdt echter ook een gevaar in: zware gevallen komen daardoor in het gedrang. Want nu krijgen men-sen met een matige problematiek wel een specialistische behandeling terwijl mensen die echt diep in de problemen zitten op een wachtlijst komen en moeilijker hulp krijgen.

De Diagnostic and Statistical Manual for Mental Disorders (DSM), het handboek voor psychiaters en psychologen waarin geestelijke stoornissen worden beschreven, veranderde in vijftig jaar van een hand-zaam boekwerk in een dikke pil. In de vijfde variant uit 2013 staan drie keer zoveel aandoeningen als in de eerste editie uit 1952. Tegelijkertijd zijn voor een aantal bestaande stoornissen de criteria versoepeld. 1 procent van de volwassenen en 3 procent van de kinderen heeft nu autisme. Uit Amerikaans onder-zoek blijkt echter dat 75 procent van de huidige autismepatiënten vóór 1990 geen autist zou worden genoemd. Twintig jaar geleden waren autisten namelijk mensen die nauwelijks konden spreken en geen oogcontact konden maken.


Maar goed, de genoemde aandoeningen die ik heb opgelepeld bestaan wel echt. Veel mensen lijden aan een officieel gediagnosticeerde depressie, autisme of een burn-out. Alleen, de afgelopen jaren lijkt het aantal gevallen wel héél groot te worden. Het wordt kennelijk steeds makkelijker om officieel 'iets' te hebben. Stonden er in de tweede DSM-uitgave nog 180 officiële aandoeningen, inmiddels zijn dat er in de vijfde uitgave een kleine 400. En als je dat gegeven combineert met de constatering dat de psychia-trie de afgelopen veertig jaar van een afstandelijke wetenschap veranderde in populair cultuurgoed, dan krijg je dus al dat ‘gelabel’.

Elke maatschappij definieert haar ‘ideale mens'. In de onze is dat ideaalbeeld zeer dwingend: we willen perfectie op alle vlakken. Van een perfect lichaam tot het perfecte gezinsleven. En net zoals succes tegenwoordig geen kwestie is van geluk of afkomst, maar onze eigen verdienste, geldt dat ook voor mislukkingen: die zijn ook onze eigen schuld. Geen wonder dat elk pseudomedisch label in dank wordt aanvaard zodra je leven geen succesverhaal is. Als het een ziekte is, dan kun je er immers niets aan doen. Door het door jou ervaren probleem bij je kwaal te leggen, maak je jezelf tot machteloos slacht-offer van de situatie, zo is de redenering.  Maar dat is wel een gedachtegang die psychisch ongezond is. Het is niet gezond om je identiteit te versterken met een aandoening. Je sterke kanten worden dan niet meer ontwikkeld en je blijft hangen in je onvermogen.


Bij het schrijven van deze mijmering moest ik denken aan de film ‘One flew over the cuckoo’s nest’ (1975). 'What do you think you are, for Christ's sake', roept Jack Nicholson tegen zijn medepatiënten, 'crazy or something? Well, you're no crazier than the average asshole walking around on the streets and that's it!'

Iets kan alleen een stoornis zijn als je geest niet functioneert zoals bedoeld. En naar mijn mening maken we daar wat te gemakkelijk van: Iets is een afwijking als de maatschappij besluit dat het schadelijk is of als het tegenzit met mij. Misschien moeten we wat minder labelen en nadrukkelijker tegen elkaar zeggen: 'Gewoon niet zeuren. Het leven is nou eenmaal niet altijd leuk.’


  • Herman





Wijsheden die het leven mooier maken 58

 

Recent las ik in het tijdschrift Psychologie over vijf oude wijsheden uit de filosofie. Voor mij waren de eerste drie heel herkenbaar. Ik heb daarover ook al eerder geschreven in meerdere van mijn mijme-ringen. Maar toch, al is het maar om nog wat door te mijmeren … Daarom onderstaand een bewerking van dit Psychologie-artikel.

 

'Laat los waar je geen controle over hebt'

Bang zijn voor wat er allemaal kan misgaan is nogal zinloos, En we zitten we onszelf daardoor flink in de weg. Volgens het stoïcisme, een 2300 jaar oude levensfilosofie, is je uitsluitend druk maken over dingen waarop je invloed hebt dé weg naar een goed en gelukkig leven.

De ‘Cirkel van invloed’ van ontwikkelingexpert Stephen Covey kan daarbij helpen. Hij bestaat uit drie ringen. De buitenste is de cirkel van betrokkenheid. Daarin horen kwesties waarbij we ons betrokken voelen, maar die we niet kunnen beïnvloeden: het weer, verkeer, onze afkomst en genen. De tweede ring is voor dingen waarop we wel invloed hebben, maar die we niet kunnen controleren, zoals onze gezondheid en vriendschappen. De binnenste ring is de cirkel van controle. Daarin staat alles waarover we direct de controle hebben. Denk aan zelfzorg, hoe we ons tijd besteden en last but not least onze gedachten. Leven als een stoïcijn betekent dus dat je je steeds afvraagt: kan ik hier iets aan doen en wil ik dat? Is het antwoord twee keer ‘ja’, dan is het tijd voor actie. Is het antwoord ‘nee’, laat het dan zoveel mogelijk los.

 

'Durven is even je evenwicht verliezen, niet durven is jezelf verliezen'

De 19e-eeuwse Deense filosoof Søren Kierkegaard bedoelt daarmee dat we onszelf verloochenen als we ons ergens van laten weerhouden door angst. Zoals in een slechte relatie blijven uit angst om alleen te zijn, of niet naar een feest gaan uit vrees een muurbloempje te zijn. Wie zich te vaak door angst laat leiden, leeft niet voluit. Maar goed, makkelijk praten. Er is wel lef voor nodig om dit aan te pakken. Lef is angst voelen en besluiten dat iets anders toch belangrijker is. Er is een groter doel dat zwaarder weegt dan de angst, namelijk de belo-ning om straks datgene te doen wat je nu vermijdt.

 

Volgens de Griekse filosoof Epicurus (341-270 v. Chr.) moeten we 'leren tevreden te zijn met wat we hebben'. Tevredenheid is het tegenovergestelde van hebzucht. Maar in onze maatschappij, met zoveel keuzevrijheid, is dat nog niet zo makkelijk. Er is  altijd wel een betere vakantiebestemming, een leukere baan, een mooier huis, een aantrekkelijkere partner. Echter, hoe meer opties er zijn, hoe minder blij we uiteindelijk zijn met wat we kiezen.

Vooral maximizers hebben moeite met deze wijdheid. Dit persoonlijkheidstype kent geen tevredenheid totdat alle mogelijkheden zijn uitgeplozen. In tegenstelling tot satisficers die gewoon gaan voor de eer-ste optie die aan de voorwaarden voldoet. Maar voor de duidelijkheid: we kunnen best een beetje hebzucht en begeerte gebruiken. Want dat maakt ons ambitieus en productief. Als iedereen er ge-speend van zou zijn, bereikten we niets. Maar voor ons geluksgevoel is het goed om wat vaker onze zegeningen te tellen.

 

'Zinvol leven is beter dan genieten'

Er is niets mis met genieten, mits het bijvangst is en geen levensdoel. Want écht gelukkig worden we van het gevoel dat ons leven zin heeft. Zingeving is zelfs het antwoord op de toenemende behoefte aan psychische hulp in onze maatschappij. In plaats van nog meer diagnoses, pillen en psychiaters gaat het om het op gang brengen van de menselijke vaardigheid om betekenis te geven aan het leven.’

Wat ons leven vooral zinvol maakt, is de verbonden­heid met anderen. Verder is het belang-rijk om een samenhangend verhaal te creëren over wie je diep van binnen bent en wat de ro-de draad is in je leven. Dit, inclusief nare ervaringen. Want ook die vormen je.  Door open te zijn over de moeilijkheden waar je doorheen bent gegaan, kun je daarenboven anderen die hetzelfde doormaken hoop bieden, zelfinzicht geven en verder helpen.

 

'Perfect is de vijand van goed'

Perfectionisme klinkt als een goede eigenschap: nooit gaan voor

een zesje, altijd voor het hoogst haalbare. Maar het gevolg kan

zijn dat je de lat zo hoog legt voor jezelf dat je nooit tevreden bent

en kostbare tijd verspilt. Of nog erger: faalangst ontwikkelt waar-

door je helemaal niets meer bereikt. En dat is precies waar de

Franse filosoof Voltaire in de 18e eeuw voor waarschuwde.

Perfectionisme bestrijd je met zelfcompassie. 'Behandel jezelf

met dezelfde mildheid als je bij een goede vriend zou doen', advi-

seert de Amerikaanse psycholoog Kristin Neff. En nee, zelfcom-

passie maakt niet gemakzuchtig. Neff: ‘Het blijkt dat mensen die

genoeg zelfcompassie hebben juist méér pogingen doen als ze

iets willen bereiken. Als studenten hun examen niet haalden, wil-

den degenen met meer zelfcompassie het vaker nog een keer pro-

beren.’ Het verschil is dat deze groep de lat niet zó hoog legt dat ze blokkeren. Ze voelen bij zichzelf of er een schepje bovenop kan of dat het misschien niet perfect is, maar wel goed genoeg.

 

  • Herman




Waarom sommige boeken je bijblijven 59


Hoewel ik geen verwoed romanlezer ben, zijn er toch

boeken die je je hele verdere leven bijblijven.

Dat geldt bij mij voor boeken als “Fulco de Minstreel’

(ridderverhaal) en “De vrek” (verhaal uit de late Mid-

deleeuwen) uit mijn jeugdtijd en in de jaren ’80 van

de vorige eeuw voor “De ondraaglijke lichtheid  van

het bestaan” van de onlangs overleden Tsjechische

schrijver Milan Kundera. Wat preciezer, het boek ver-

scheen in 1983,  werd knap vertaald in het Neder-

lands door Jana Beranová in 1985 en vervolgens ver-

filmd in 1988.

Naast een te objectiveren waardering voor een boek

zijn er die zich in het bijzonder lenen voor een meer

persoonlijke voorkeur, vaak ingekleurd door de tijd

waarin zo'n verhaal gelezen werd. Zo ontdekte ik tot

mijn eigen teleurstelling dat herlezing van “Fulco…”,

zo’n 70 jaar later, een grote afknapper voor mij was.

Ik denk dat dit laatste niet geldt voor “De ondraaglijke

lichtheid...". Zeker waar het de literaire waardering

betreft.

Maar ook bij dit boek zullen de verhaalde thema’s nu

niet allemaal meer zo binnenkomen als toen. Context

en tijd moeten passen en zijn ook nog ’s ervaringsge-

bonden. Zo’n veertig jaar geleden was ik - zeker waar

het een thema als liefde betreft – nog veel aan het

ontdekken of op een voor mij geschikte plek aan het

zetten. En een extra, óók complicerende, factor was

dat mijn beste vriend mij op dit boek attendeerde

vanuit zijn eigen levenswandel aangaande het thema ‘liefde’, of eigenlijk zijn omgang met vrouwen.  Nogal verschillend van hoe ik daar (niet) mee bezig was. Maar voor beiden wel een boek dat ons hielp woorden te kunnen geven aan allerlei hobbels en diepere lagen betreffende de aan liefde verbonden thema’s.

Ik kom hierop omdat ik onlangs een interessant artikel las over Kundera’s ondraaglijkheid. Eigenlijk van-uit diezelfde vraag: Waarom blijf je je zo’n boek herinneren als waardevol?

 

Kundera probeert met zijn ondraaglijke lichtheid van het bestaan te verduidelijken waarom een van de belangrijkste ingrediënten van ons leven, de liefde, in haar ‘werking’ een lastig te vatten fenomeen is.

En dan heb ik het met name over de (erotische) liefde tussen twee of meer mensen en niet zozeer over Liefde als empathische betrokkenheid tussen mensen in het algemeen. Over eerstbedoelde liefde vraagt de hoofdpersoon Tomas zich af of tussen hem en ene Tereza sprake is van echte liefde, of dat het ‘gewoon’ een uiting van hysterie is. Het is úberhaupt een kwestie dat die Tomas haar toelaat in zijn leven, terwijl hij had afgezworen ooit nog met een vrouw samen te leven. Hij was immers tien jaar gele-den gescheiden en had sindsdien geleerd dat hij beter vrijgezel moet blijven om te kunnen overleven.

Dit fundamentele thema wordt onomwonden en meeslepend uitgewerkt en sexy beschreven tegen de achtergrond van de Praagse Lente, een vleugje Tsjechisch exotisme en de vele passages waarin abs-tracte begrippen als ziel, vrijheid en de eeuwige wederkeer der dingen worden gedefinieerd. Kundera bedient zich in zijn verhaal handig én grandioos van een verteller, niet zijnde de hoofdpersoon Tomas. Meestal is die verteller bescheiden aanwezig op de achtergrond, maar op cruciale momenten opduikend om het verhaal zijn metaforische allure te geven. Bijvoorbeeld door Parmenides ten tonele te voeren die lichtheid positief en zwaarte negatief vond. Maar de zwaarste last is ook de meest intense levensvervul-ling, aldus de verteller. En Tereza wil leren licht te zijn, maar kan seks niet los zien van de zwaarmaken-de liefde. Terwijl de vaste minnares van Tomas, Sabina, écht licht is en daardoor voor hem is te verdra-gen. Kortom liefde, seks en trouw laveren in het leven van alledag voortdurend tussen zwaar en licht. In dit verband geldt dus ook de gedachte dat je bij wijze van spreken met iedereen kan vrijen, maar slechts kan slapen met die ene.

En zo levert dit alles op dat de zwaarte van de liefde van Tomas voor Tereza zich in hem vastzet. Hij komt erachter dat al zijn seksuele veroveringen van vrouwen ook zomaar weer vergeten zijn, maar dat er maar één iemand is, Tereza, die tot zijn geheugen heeft weten door te dringen.

Tomas’ buiging voor Tereza’s zwaarte krijgt in het slotdeel zijn volle dramatische omvang. Of misschien is het ironie? Tereza vraagt zich namelijk af of de liefde die haar bindt aan Karenin, haar hond, niet beter is dan die tussen haar en Tomas. En ze concludeert: ‘Beter. Niet groter.’

 

Vanwaar mijn obsessie voor dit boek? Ten eerste omdat daarin de liefde thematisch op een bijzondere en treffende wijze wordt uitgewerkt en verwoord, maar tegelijkertijd ver af stond en staat van hoe ik daarmee bezig was en ben in mijn eigen leven. Maar ook, omdat ik snapte dat een dergelijk boek voor mijn grote vriend wel zeer tot zijn verbeelding moet hebben gesproken. Ook hij was een soort Tomas die, als het over vrouwen ging, door eigen toedoen behoorlijk zat te klooien met het thema van de ‘ondraaglijke lichtheid’.


  • Herman